Avignon – Cannes

Maandag 20 april: Avignon – Robion
Rustig staan we op en zetten eind van de ochtend de bagage in de opslag van het hotel. Eerst gaan we het stadje verder bekijken. We hebben slechts een mueslireep op en zijn toe aan een brunch. Dit doen we wandelend; al hoppend langs de verschillende boulangeries en patisseries. Bij de eerste halen we chocoladekoeken.

Vanaf de straatkant passeren we de indrukwekkend hoge muren die tegen de heuvel opgebouwd zijn. De medewerkster van het hotel heeft het bijzondere straatje “Rue des Teinturiers” aanbevolen. Een straatje waar men in vervlogen tijden stoffen en kleding maakte. Avignon is een leuk, gezellig stadje. Bij een tweede zaak halen we een pizza-kaasbroodje.

Op de weg terug naar het kasteel, doen we deze bakker nogmaals aan, ditmaal voor iets zoets. Het lijkt of er in het hartige broodje iets zat, waardoor ik juist nog meer trek gekregen heb, of zijn het puur de aanlokkelijke lekkernijen die ik in de vitrine zie en waar ik nogmaals wat uit wil kiezen?

We genieten van het weer en wandelen rond het kasteel, door de kasteeltuin vanwaar we een goed uitzicht hebben op de omgeving. Ook vanaf hier is de Mont Ventoux te zien, evenals in de afgelopen fietsdagen. En ook morgen zullen we deze, mede dankzij het stralende weer, weer zien liggen.

Avignon lijkt een op theater georiënteerde stad. We zien de nodige theatertjes en jaarlijks hebben ze hier het theaterfestival dat inmiddels tot het cultureel erfgoed behoort en al 68 keer heeft plaatsgevonden. De medewerkster van het hotel vertelt dat je een jaar van te voren al een overnachting moet reserveren, of buiten de stad moet overnachten, zoveel mensen komen erop af.

We keren terug naar het hotel en tekenen een deel van de track van de Provence route van Paul Benjaminse op de kaart. Intussen kijk ik naar de warmshowers mogelijkheden in het gebied. We besluiten eerst de noordelijke ronde langs de Luberon en de Gorges du Verdon te doen en dan later naar de kust te gaan. Daar zijn dan ook meer mogelijkheden met de trein terug.

Rond 16.30 uur stappen we op de fiets voor een klein stukje trappen. Met de track in de gps lukt het om de stad vlot uit te fietsen. Onderweg heb ik nog honger, eigenlijk heb ik geen zin in zoet, dus de voorraad muesli repen laat ik voor wat ze is. Bij de bakker halen we brood; een zak met vier verschillende broodjes, waarvan toch een deel zoet is, maar niet te overheersend.

De eerste boerencamping die we in gedachten hebben lijkt niet te bestaan. We maken gebruik van Archies, een database van campings in Europa, door een vrijwilliger samengesteld.
Na de vakantie melden we onze bevinding, zodat anderen er hun voordeel mee kunnen doen. Er zijn meerdere campings in dit gebied en we gaan naar de volgende.

Een idyllisch plekje waar ook wat boerenproducten verkocht worden, zoals perensap, appels en eieren. Dat laatste hadden we al ingeslagen bij een supermarkt vandaag, nadat we er al een paar dagen naar uit keken om weer eens lekker een eitje te eten. Het sanitair is eenvoudig. De camping is rustig. Soms horen we wat ganzen kwaken. Verder lijkt een campingbewoner zich afgezonderd te hebben met haar caravan op een donkere plek tussen de bamboe geplaatst.

Het schemert inmiddels, de eigenaar brengt ons een lamp. Aan een tafel vlakbij de receptie -een stukje van onze tent vandaan- maken we het eten klaar. We bakken champignons met ei met daarbij een lekkere salade, brood en voor Michiel ook nog een heerlijke “jambon avec couenne”.

Dinsdag 21 april: Nabij Robion – nabij Céreste
Wederom staan we rustig op. De blaas roept en we branden de tent uit. Het is het ideale weer voor kamperen: zonnig, strak blauw, een prettige rust zoals dat midden in de natuur kan voelen, gekleed in korte broek en hemdje.

Ontbijt hebben we niet meer, maar het avondeten van gisteren geeft nog voldoende energie. Bij de camping kopen we appel-perensap en laten ons flesje met olijfolie vullen.
In het dorpje halen we wat lekkere salades en yoghurt, brood en banaan.

Het is een bijzonder mooie route; in de schilderachtige omgeving en geholpen door het perfecte weer genieten we volop en komen we amper een meter verder door de vele foto momenten. Velden met bloemen, waaronder klaprozen met zicht op de Mont Ventoux, mooie huisjes, smalle schilderachtige weggetjes. En natuurlijk is het weer klimmen en dalen.

We vinden een prachtig prieeltje aan een speel- en sportveld in Maubec. Inmiddels is het 12 uur en zijn we 7 km van de camping waar we afgelopen nacht stonden. Tijd voor de brunch op dit romantische plekje.

De omgeving blijft mooi. We zien een prachtig café-terras, maar we willen door, het is ook fijn wat kilometers te maken.
Michiel heeft het pittig; het lood zit in zijn benen. Het is ongekend te merken dat ik me moet inhouden tijdens het fietsen. Hij wijt het eerst nog aan het feit dat hij meestal de eerste 20 km warm moet draaien…. ik vermoed wat anders.

 

Zelfs het (vals) platte fietspad over een oude spoorlijn naar Apt (21 km vanaf de start) lijkt hem niet in het ritme te brengen. Dit fietspad is met Europees geld aangelegd, leuk daar nu van te kunnen genieten.
In Apt gunnen we onszelf een lekker terrasje; het is vakantie, het draait niet om alleen de kilometers die we wegtrappen. Vandaag maar eens wat eerder op een camping afkoersen.

 

Bij café Mona Lisa drinken we espresso en diverse siropen; anijs, kokos en lavendel.
Michiel: “o ja, zo smaakt lavendel, als wc-verfrisser”. Hij is er niet uit of hij het wel of niet lekker vindt, maar het glas gaat leeg.

Bovendien gaat het fietsen daarna weer goed. We fietsen nog 10 km over het fietspad, tot het einde en vervolgens langs de mooi gevormde glooiende bergrug naar de boerencamping. We treffen het; deze camping is vanaf 21 april, dus vandaag, weer voor het eerst geopend sinds het winterseizoen.

Na de tent te hebben opgezet, halen we zonder bagage boodschappen. Dat is enkele reis nog 4 km, deels dalen en met nog een flinke klim naar het dorp. De terugweg vangen we bijna toch nog druppels. Niet van de regen, maar van een sproeier die ook over de straat gericht staat. Fijn 😉

Na gisteren weten we dat we beter eerst kunnen douchen, omdat de douches mogelijk niet heel heet zijn, en we anders niet de warme douche krijgen waar we naar verlangen op de koude avond. We eten salade met brood.

Woensdag 22 april: nabij Céreste – Puimoisson

Na het doen van een handwasje, dat kan drogen op de fiets, vertrekken we. Vlot sluiten we aan op een stukje EuroVelo fietsroute, maar dit blijkt van korte duur. De route komt weer uit op de grotere hoofdweg, maar kort erna kunnen we de kleinere wegen weer oppakken. Overigens zijn de wegen tot nu toe rustig of niet al te druk, ook als het wat grotere wegen zijn; het zal het voordeel van het fietsen in dit seizoen zijn.

Via de restanten van een oud klooster uit de 14e eeuw, Prieuré de Carluc, fietsen we boven langs de heuvels, het is wat klimmen en dalen. In Reillanne pakken we een terrasje, pinnen we bij het postkantoortje en eten we nog een stuk pizza.

 

In Dauphin volgen we de track, die een super steile weg, met een helling tot tegen de 20%, dwars over het dorp blijkt te zijn. Achteraf hadden we beter links of rechts om het dorpje heen kunnen rijden.


Om de snelweg, spoor en rivier te passeren is het ongeveer 4 km noord- en dan weer zuidwaarts. Bij een grote supermarkt in Oraison haalt Michiel het avondeten.

Het is nog een kilometer of 12 verder fietsen naar een camping en we weten dat het vooral klimwerk is. De pinda’s geven wat energie. Ik wil nu graag in een cadans naar boven fietsen; even zonder met elkaar te praten. Het is één van de langere klims tot nu toe. Soms een stuk dalen, veelal klimmen. Na de top belanden we in een, op een soort van hoogvlakte gelegen, desolaat kaal ogend landbouwgebied. Er zijn enkele boerderijen, niet pal langs de weg, maar met oprijlanen.

In Valensole blijkt de camping municipal nog gesloten te zijn. We zijn 3 dagen te vroeg; zaterdag a.s. gaan ze open. Er is wel iemand, maar zij geeft aan dat we er vanwege de verzekering echt niet mogen staan. We overwegen bij de boerderij tegenover de weg te vragen of we de tent mogen opzetten, maar de honden die blaffend op ons afkomen, jagen ons teveel angst aan.

Naar het volgende plaatsje Puimoisson is het 14 km. Ook daar is een camping municipal, dus we houden er rekening mee dat we mogelijk weer voor een gesloten hek komen te staan. Banaan met chocoladepasta moet ons de benodigde energie geven. We zien nog een Gîtes d’Hôtes met prijzen van €90 – €110 wat we aan de hoge kant vinden.
Inderdaad blijkt ook hier de camping dicht. We zien wel jeugd op het aangrenzende sportveld, maar als we daar omheen fietsen is er geen entree te vinden. Die zal normaliter bij de hekken van het sportveld zijn, maar die zijn nu eveneens dicht.
Bij het lokale restaurant-auberge staat ook dat ze gesloten zijn. Er hangen mensen uit het raam en ondanks dat ze dicht zijn mogen we er toch overnachten, al zullen ze dan geen eten serveren. Geen punt… dat hebben we zelf bij ons.

Intussen is het 20 uur. Het kooktoestel lijkt niet aangesloten te zijn. De brander aan doen in de kou en met risico dat we het terrasje zwart blakeren, trekt ons niet.

Maar brood met tomaat en feta gaat er prima in, evenals de frambozen, aardbeien en het mangosap. We doen nog een handwas, chatten en kort na middernacht sluiten we onze ogen. Ik voel het dat we veel werk verzet hebben vandaag.

Donderdag 23 april: Puimoisson – Le-Palud-sur-Verdon
Ik heb het gevoel dat we een gat in de dag slapen; de zon brand naar binnen, maar het zijn geen verduisterende gordijnen. Het valt mee, met nog geen half 9 op de klok.

Het ontbijt bestaat uit vla, een restantje roggebrood en dadels.
Michiel hoorde van een vriend, dat Moustiers Sainte Marie, waar we naar op weg zijn, de moeite waard is. Het is inderdaad een leuk plaatsje en meer toeristen weten de weg hiernaartoe te vinden. We halen lekkere broodjes en pizzastukken bij een bakker en pakken een terrasje.

Inmiddels is het min of meer standaard dat Michiel koffie neemt en, soms ook zoals ik, een siroop. We twijfelen welke route we nemen. Onderaan het dorp eten we eerst een deel van de net gekochte lekkernijen.

We waren van plan de zuidelijke route langs de Gorges du Verdon te doen. De track en daarmee het boekje van Benjaminse gaat daar langs en dat is vast niet zonder reden. Mogelijk is het lekkerder qua zon; al fietsend aan de schaduwkant gedurende het verhittende klimwerk. Op de kaart is de zuidelijke route als een smallere en daarmee meestal rustigere, minder doorgaande weg weergegeven. Michiel kent al een deel van de noordelijke kant, dus lijkt het al met al aanlokkelijker om via de zuidelijke weg te rijden.

De bediende bij het terrasje adviseerde juist de noordkant om naar het oosten fietsen, en de zuidkant voor naar het westen, zodat je de kloof in kan kijken. Ook bij de rotonde staat juist een fietsbordje richting de noordkant.

De tijd dringt inmiddels, we zijn vanochtend 11 uur vertrokken en het is inmiddels 14 uur. Aan de zuidkant lijken de komende 44 km geen campings te zijn. Dat betekent doorfietsen, met klimmen en dalen en niet te vergeten de foto’s te maken en te genieten. Al met al komen we tot het besluit toch de noordelijke route te nemen. Halverwege de route, 22 km verderop,  is een camping bij Le-Palud-sur-Verdon. Daar zouden we dan de tent kunnen opzetten en nog een rondje zonder bagage langs de kloof kunnen fietsen. Na de lange dag van gisteren is een niet al te zware fietsdag ook verstandig en lekker.

Natuurlijk hadden we eerder kunnen vertrekken en strakker kunnen plannen, maar het is vakantie. Daar moeten we onszelf wel eens vaker aan herinneren, als we de drang hebben veel kilometers te willen afleggen. We willen ook genieten en bovendien geeft ons lichaam ook wel eens een grens aan.

Met name het begin van de kloof is heel mooi. Later wordt het wat vlakker en fietsen we niet meer direct langs een afgrond. Het is nog steeds mooi, maar wat minder spectaculair dan verwacht. Het klimwerk is prima te doen. Tot onze verrassing is er nog een (boeren)camping, wat we zullen melden aan Archies, halverwege gelegen op deze weg tot Palud.
Later passeren we Col d’Ayen op 1031 meter hoogte.

Met nieuwe proviand arriveren we aan het eind van de middag op de camping municipal. De boerencamping in het dorp leek vanaf een afstandje kaal, onze camping oogt gezellig met nog meer tentjes. We koken en eten in alle rust, ditmaal bij licht. Op tijd gaan we slapen. Morgenochtend willen we eerst het rondje fietsen en daarna met bagage verder gaan.

Vrijdag 24 april: Le-Palud-sur-Verdon – Caille
Zowel de vorige avond als afgelopen nacht horen we een vogel; het doet ons beiden denken aan het geluid van iemand die schommelt waarbij je aan het eind van de beweging een piepend geluid hoort.

We pakken de spullen zover mogelijk in en gaan via de bakker het rondje langs de kloof tegen de klok in fietsen. Dit rondje start met een afdaling in de schaduw. Dat is koud. Als we weer klimmen, fiets ik zo snel mogelijk naar de zonnige bochten. Bij één van die bochten eten we brood en de chocolade broodjes. Het is heerlijk rustig en de ochtendzon staat mooi op de kloof. Er is nauwelijks verkeer.

Het is een heel mooie ronde, met diverse fotomomenten met als resultaat dat we thuis een selectie moeten maken uit bijna 60 foto’s.

Soms zijn het steile stukken klimmen; wat fijn dat we dit zonder bagage doen. Het gaat lekker. Er staat een bord dat je niet verder mag rijden. Blijkbaar is dit deel eenrichtingsverkeer; misschien vanwege de twee tunnels, omdat het te smal is of omdat het hier opwaarts de steilste kant is? We negeren het en fietsen door, ondanks de vele borden met “rappel”. Aan de overkant zien we de andere route lopen en zijn gaten in de bergwand gehakt, op plaatsen waar de weg door de bergwand gaat.

Het rondje is ongeveer 23 km lang met 500 hoogtemeters, waar we ongeveer 7 kwartier over doen, de pauze- en fotomomenten niet meegerekend.

Keurig is de bagage om 12 uur -de uitchecktijd- op de fiets geladen. Na het uitwassen van een broek en een toilet bezoek, zetten we een half uur later onze reis weer voort.

Het is vandaag strak blauw, idealer kunnen we het ons, te midden van deze prachtige landschappen, niet wensen. Vermoedelijk is het zo’n 25 graden, met een verkoelende frisse wind. We moeten er niet aan denken deze route in de zomerse hitte en met hordes toeristen te rijden. Nu lijkt het het beste (fiets)seizoen. Dit deel van de kloof vind ik mooier dan het eerste deel gisteren. Die startte zeker mooi, maar het spectaculaire stuk was relatief kort.

Ik zuig alle indrukken van de prachtige omgeving in mij op. Dit deel is veelal ruig, je voelt je er klein en bijna nietig. Later op de route is een leuk terrasje langs de weg. We drinken er koffie en amandelsiroop en kopen er heerlijk brood en notenkoek voor later onderweg.

Soms is er een kort stukje vertrouwde omgeving à la Veluwe. Her en der maken we wat omwegen ten opzichte van de track van de route, om zo de mogelijk drukkere weg te mijden en de charme van de rustige weg te ervaren. In La Bastide gaat, op het brood, het restje chocoladepasta en kastanjejam -iets dat je in Nederland nauwelijks tegenkomt- op.

Dat geeft weer energie voor de klimmen en dalen die nog volgen; ik was wat leeg en dacht bovendien dat we al een dorpje verder waren dan het geval is.

In de Archies app staat een camping in Séranon; deze blijkt al 5 jaar niet meer te bestaan en de auberge is gesloten. “Misschien dat in Caille iets is”, zegt een man die in een tuin beneden ons staat.

Later vragen we langs de weg richting Caille nogmaals om campings of hotels, ergens ook hopend op een uitnodiging de tent bij iemand op te zetten, of op zelfs een overnachtingsplekje binnen.

In Caille is een auberge; een aparte auberge welteverstaan, want er worden geen kamers verhuurd. Een boer met een kegel biedt een plek aan onder de voorwaarde dat we niet roken, al doet hij dat zelf wel. De reden wordt ons snel duidelijk, we mogen in zijn hooischuur overnachten. Grappig, zoals Michiel het later benoemt: dorp en platteland lopen hier in elkaar over; de hooizolder staat hier namelijk in het dorp zelf. Deze is aan de straatkant open. Wel…het is beter dan niets. Betekent wel dat we de petfles moeten gaan ombuigen naar een toilet, moeten slalommen rond de drollen die bij het trapje naar de hooizolder toe liggen, en wie weet hebben we ook nog wat muizen voor lief te nemen. Dat laatste zal Michiel beter kunnen dan ik. We reageren positief. Toch voel ik twijfel, Michiel wat minder, tot mijn verbazing. Hij is toch ook niet altijd op insecten en beestjes gesteld.

We besluiten bij de mobiele pizzawagen, die we zagen staan, pizza te kopen. Met daarbij in ons achterhoofd ook hopend op een beter alternatief. Eventueel kunnen we, als we de pizza als goede bodem hebben en water regelen, kijken of we het aandurven ergens wild te kamperen.

Het blijkt dat elke vrijdag hier de pizzawagen staat, wat leidt tot een vast samenscholingsmoment van de dorpsbewoners.

Een vrouw gaapt, waarop ik vraag of ze moe is. Het praatje is gestart. Later vraagt Michiel of ze een overnachtingsplek weet, een hotel, een camping of een andere plek waar we onze tent kunnen opzetten. Er wordt wat overlegd, de digitale gouden gids wordt geraadpleegd en men belt een hotel waar niet opgenomen wordt. En dan….nodigt Ivonique ons uit bij hem thuis.

Grappig detail is dat ik eerder al grapte tegen Michiel dat we desnoods op de hooizolder die ik al zag toen we het dorp inreden, konden gaan pitten. Nog voordat deze ons aangeboden werd. En toen we later bij de pizzawagen stonden vond ik dat Ivonique een open blik had en grapte ik al zachtjes tegen Michiel “kom op, nodig ons maar uit”. Blijkbaar heb ik er een neusje voor.

Michiel en ik proberen onopgemerkt snel te overleggen wat we nu doen met het aanbod van de hooizolder. Het is een klein dorp, dus de tamtam zal snel gaan. We vertellen Ivonique alsnog dat we wel een aanbod hadden, de hooizolder, maar dat het i.v.m. allergie niet handig is.

Ik ga nog snel naar de auberge om de boer, die er op dat moment niet is, te vertellen dat we een alternatief hebben; de barvrouw zal het doorgeven. We rijden alvast achter Mariëlle, de vrouw van Ivonique, aan. Hij wacht tot de pizza’s die hij en wij besteld hebben klaar zijn. Het is iets verder het dorp uit dan verwacht, maar 2,5 km is prima te doen. We komen in een gezellig huis, de open haard staat aan en er wordt een heerlijk bed voor ons opgemaakt.

We maken kennis met de familie, douchen -ze hebben een heerlijke duodouche- en eten. Zij kopen iedere vrijdag een pizza, omdat de eigenaresse van de wagen de ingrediënten bij hen in de winkel koopt; kortom een vorm van klantenbinding. Mariëlle heeft ook nog lasagne gemaakt. Michiel krijgt vooraf Pastis of Ricard, een soort anijslikeur. Ivonique heeft in de keuken een heel groot mes van Opinel liggen, de grote broer van het Opinel zakmesje dat wij mee hebben.

Dochter Clara (15 jaar en doordeweeks verblijvend op een internaat) en Julie (11 jaar, enthousiast bezig met gymnastiek, met flinke spierballen) zijn thuis. Zoonlief is er niet. Daarnaast is huisvriend alias peetoom ook wel genoemd papa Maurice er.
Ivonique stimuleert zijn dochters Engels te spreken. We krijgen heerlijk ijs toe; het eerste ijs dat we eten deze vakantie. Opvallend is dat schepijs hier aan de prijzige kant is; wel wat anders dan in Slovenië.

Michiel wordt hier omgedoopt tot Michel; dat is makkelijker uit te spreken. We babbelen gezellig over reizen en hun werk. Zij hadden een natuurvoedingswinkel in de stad Grasse waar ze eerst ook woonden. Het stadse hebben ze ingeruild voor het landelijke leven. Het gereis naar hun zaak werd ze teveel en deze hebben ze verkocht. Ze hopen over 15 jaar te stoppen met werk en dan een camper te huren.

Het is een warm gezellig gezin.

Zaterdag 25 april: Caille – Grasse

We staan 7.30 uur op en ontbijten om 8 uur met het gezin. Mariëlle is al naar de winkel. De dag begint regenachtig, gelukkig houdt dat niet al te lang aan. We rijden langs hun winkel en kopen heerlijk brood, een chocolade en koffie eclair. We zouden thuis het recept hiervan eens moeten opzoeken. Verder nog auberginetapenade, pâté en wijn. Dit laatste ook voor het geval we vanavond het advies van Ivonique opvolgen om in Grasse nog langs zijn vriend Patrice te gaan.

Voordat we verder fietsen, komen we erachter dat een boutje van het ophangsysteem van Michiels fietstas los is. Ondanks dat we gereedschap mee hebben, hebben we niet een passend schroevendraaiertje. Gelukkig is Ivonique van alle markten thuis -acupunctuur, klusser, ondernemer in winkels en bijenhouder; al zijn de bijen inmiddels allemaal dood, mogelijk veroorzaakt door pesticiden- en heeft hij dat wel in zijn auto liggen.

We maken nog een foto van de hooizolder, de romantische en vooral primitieve overnachtingsplek bij uitstek, die we aan ons voorbij hebben laten gaan.

De route naar Gréolières gaat zeer voorspoedig, omdat we vooral dalen. Sommige stukken gaan we ruim 30 km/uur.  Het valt me op dat hier meer paarden voorkomen. Gisteren en vandaag zijn verder de hoeveelheid curiosa winkeltjes opvallend.

Hier kunnen we een terrasje met het bordje “place des cyclistes” niet negeren.

We duiken de Gorges du Loup in, een mooie groene kloof.  Het verkeer dat er is, rijdt hier sneller dan bij de Gorges du Verdon.

Het is oppassen geblazen als we fotograferen bij de brug en waterval.

Vanaf Pont du Loup is het weer een stukje klimmen. Na lang afdalen, waarbij de benen lang stil staan, is dat altijd weer even wennen voor ons. Het is de eerste dag dat we palmbomen zien, en het is begrijpelijk dat ze in deze regio staan, maar doordat het bewolkt is, komt het toch wat vreemd op me over.

Halverwege de middag zijn we in Grasse. Vanaf vlak voor Grasse vangen we een glimp op van de zee, die hemelsbreed nog een kilometer of 12 verder ligt. We twijfelen of we Patrice -de vriend van Ivonique- zullen bellen met de vraag of we welkom zijn of niet. We besluiten dat als we langs mogen komen, we dan ook het stadje bekijken, en als niet, dat we dan willen doorrijden. Hij neemt niet op, dus rijden we door. Een minuut of 10 later gaat mijn telefoon. Het is Patrice, via Ivonique heeft hij al van ons gehoord. De volgende ochtend begrijpen we overigens dat bij het zien van de gemiste oproep met een vreemd telefoonnummer hij dacht dat het misschien een telefoontje was van zijn zoon, die nu in Zuid-Amerika is. We zijn welkom; met moeite versta ik zijn uitleg over het adres, dus laat ik het Michiel overnemen.

Eerst klimmen we nog flink naar het hoger gelegen centrum om daar nog een glimp van op te vangen. Het heeft aardige steegjes. Deze stad, waar ooit de parfum productie voor veel welvaart zorgde, is nu vergane glorie met de soms wat schimmige pleintjes.

Na een broodje wagen we ons vol concentratie in het drukke stadsverkeer en dalen af naar Pat. We vinden het tamelijk vlot, al moeten we hem, als we er min of meer zijn nog even bellen; we blijken nog niet aan de juiste poort te staan.

Pat is heel anders dan Ivo. Een vrijbuiter; hij lijkt eerst wat stug, dan wel niet heel toegankelijk, in tegenstelling tot over de telefoon.

Ben benieuwd hoe het gaat lopen. Dominique, een vriendin van hem, komt ook over de vloer. We kletsen en tafelen buiten. De meegenomen wijn weet hij later op de avond vlot tot zich te nemen. Ik weet niet goed wat Michiel van het gebeuren vindt. Ook al ga ik ervan uit dat zij geen Nederlands verstaan, is het niet echt gepast dit direct en uitgebreid te polsen bij Michiel. Ook niet of we überhaupt willen aansturen op al dan niet eten en overnachten hier.
Pat weet niet goed wat hij met het eten wil, nog naar de supermarkt om dan zelf wat te kokkerellen, pizza of iets anders halen. Inmiddels is het, door het getwijfel, 19 uur, dus de winkel optie valt hiermee af. Hij maakt een lekkere pan rijst met mais, gedroogde paddenstoelen en gedroogde tomaat.
Hij wordt meliger en is soms niet te volgen. Of het de alcohol, de waterpijp, zijn aard of onze aanwezigheid is, mogen we waarschijnlijk zelf invullen. Michiel neemt een trekje van de waterpijp, met een hoestbui als gevolg.

Het is leuk en prettig dat Dominique er is. Ze wil niet lang blijven, omdat thuis een hondje op haar wacht. Maar ondanks dat zij regelmatig aankondigt te gaan, blijft ze nog lang. Ze is gezellig en toegankelijk en heeft een intermediaire rol in het gesprek, gezien zij Pat beter kan volgen.

Pat vertelt een mop over een agnostische persoon die last heeft van dyslectie en slapeloosheid (insomnia). Deze schrikt ’s-nachts, als hij bijna lijkt te pitten, weer wakker en zegt “hé, bestaat dog?”.

Uit een vluchtige zin in het gesprek maken we op dat we in de kamer van zijn zoon verblijven en hij er dus op rekent dat we blijven hangen. Gezien het tijdstip hadden we anders vermoedelijk wel gevraagd of we ons tentje mochten opzetten.
Rond 23.30 uur duiken we onze nest in. Dat valt niet tegen, want het had me niet verbaast dat Pat na vertrek van Dominique misschien nog door had willen kletsen. Ik ben moe van alle indrukken en zijn drukke persoonlijkheid.

Zondag 26 april: Grasse – Mandelieu-la-Napoule
Ik slaap onrustig en waakzaam in de nacht. Wij hebben geen deur in de slaapkamer, omdat de rekstok van zijn zoon in de deuropening hangt, en Pat heeft zijn slaapkamerdeur niet geheel dicht. Ik hoor Michiel lekker slapen. Pat snurkt en soms hoor ik “yes” en “wauw” roepen. Omdat hij wat apart overkomt, voel ik me blijkbaar niet geheel op m’n gemak.

De wekker staat op half 8, Patrice kijkt op de PC naar Rugby en haalt daarna ontbijt. We kletsen nog gezellig; hij lijkt nu helderder dan gisteravond. Pat werkt als motorrijder voor de sportmedia, bijvoorbeeld bij de Tour de France. Een stressvolle functie, omdat iedere journalist er natuurlijk als de kippen bij wil zijn als er nieuws is. Mogelijk dat hij deze zomer in Utrecht komt als hier de Tour start.

Bij een grote supermarkt heb ik volop keuze op het gebied van fruit, noten en brood. Michiel repareert intussen zijn fietsstandaard. Kort erna voert de route langs een onverhard paadje, nog door Grass, waar we lekker brood met avocado en mozzarella klaarmaken. Het anderhalve chocoladebroodje van vanochtend zal voor ons niet genoeg zijn voor de klim die gaat komen, al is Pat in de veronderstelling dat dergelijke broodjes zwaar vallen voor het fietsen.

Het begon bewolkt, maar de zon breekt door. Tweemaal moeten we beiden denken aan Aziatische taferelen; een keer bij wat rotzooi langs de weg en een keer bij keramiekkraampjes. Ook het weelderig groen in bijvoorbeeld de tuin van Pat deed herinneren aan Thailand.

Michiel is eerder in Saint-Cézaire-sur-Siagne geweest; het duurt eventjes voordat we het uitzichtpunt dat hij daar kent, vinden.

Ik vind het leuk dezer dagen bij de mensen thuis geweest te zijn. Vandaag kunnen we ook langs Dominique gaan, die gisteravond bij Pat was en waar de route nu min of meer langs leidt. We besluiten dat echter niet te doen. Omdat ik ook wel behoefte heb aan rust en niet toekom aan schrijven en een wasje doen, besluiten we niet langs haar te gaan.

Leuk te merken dat Michiel dit soort ontmoetingen ook leuk vindt, om samen dit soort avonturen aan te gaan. Die hebben we in onze eerste vakantie nog niet gehad.

We dalen af de kloof Gorges de la Siagne in en stijgen later weer. Het is heerlijk dat er weinig verkeer is. Vanaf hier zien we links boven ons Saint-Cézaire-sur-Siagne weer liggen, waar we net nog waren.

In Montauroux vindt een ware jeu de boules wedstrijd plaats, het voelt als uitzonderlijk dat het vooral jongeren zijn die het hier spelen. Het lijkt een georganiseerd gebeuren.

De weg langs de het meer Lac de Saint-Cassien is druk met autoverkeer. Na de snelweg gekruist te hebben, volgt een steile weg. We twijfelen of we hier doorgaan over de autoroute of dat we toch de witte, vermoedelijk rustigere weg nemen. We kiezen voor de laatste, met 200 meter dalen en 100 meter klimmen. Gelukkig blijkt de klim niet zwaar te zijn.

Spoedig naderen we Mandelieu-la-Napoule ten zuidwesten van Cannes. De campings vinden we vlot. De eerste (Argentière) spreekt ons niet aan. De tweede lijkt beter. Tot onze grote verbazing en eigenlijk ook verbijstering is deze -vermoedelijk was dat Côté Mer– wel open, maar dan voor caravans, voor tenten pas in mei. Reinste discriminatie.

We fietsen noordwaarts en bekijken twee campings. Door de soms afgesloten hekwerken eromheen kunnen we niet altijd een inschatting maken of het wat lijkt. Ondanks onze keuzestress redden we het toch.

Terwijl we koken komt een jongen een praatje maken, voor zover het gaat. Zijn Engels is niet briljant. Hij woont 15 jaar in Rome, maar komt uit Brussel. Nu fietst hij dat traject. Knap. Tijdens het eten laat hij ons alleen. Daarna biedt hij ons een wijntje aan en delen we onze thee. Intussen begint het wat te druppen en zetten we de tent op. Ik doe de afwas en ga in het Wifi hok chatten en aan het verslag schrijven; na de afgelopen dagen ben ik te moe voor het socializen en wil ik ook nog andere dingen doen. Gezien de slechte weersvoorspelling voor morgen heeft het niet veel zin meer een was te doen.

Maandag 27 april: Mandelieu-la-Napoule – Cannes
‘s-Nachts hoor ik soms al wat regen gedruppel, het valt me nog mee. Om zeven uur is er een flinke bui. We trekken de schoenen nog wat verder de voortent in tegen spatwater; we hebben geen andere mee.

De weersvoorspelling was al slecht, dus verrast zijn we niet, maar toch hoop ik, tegen beter weten in, op beter weer. We vinden het zonde de kust, die zo mooi en uniek moet zijn, bij slecht weer te gaan fietsen. De voorspellingen voor morgen en woensdag zijn goed. Kortom, alle reden voor een rustdag in Cannes vandaag. In het Wifi-hok appen we wat en zoeken via booking.com hotels.

Dit is wel een omslag na het goede weer van de afgelopen dagen. Eigenlijk moeten we 12 uur uitchecken, maar het mag wel wat later. In eerste instantie koersen we op het hotel het dichtst bij. Het lijkt praktisch nu niet het stadsverkeer in, en morgen weer uit te moeten. We weten dat dit hotel op een industrieterrein is. Een kleine aarzeling heb ik daarom wel. Ter plekke vindt ook Michiel het toch niet zo’n aantrekkelijke optie en besluiten we toch een hotel in de stad te nemen. Voor de zekerheid bel ik één van de andere hotels die we op booking.com zagen. Er is plek, ook voor onze trouwe fietsjes die de beveiligde autogarage ingaan.

Het personeel is vriendelijk. Rustig rommelen we aan op de kamer en doen een wasje. Na een uitgebreide beschrijving van Cannes, door het personeel, wandelen we half vijf het stadje in.
In de middag is het droger, waardoor ik even denk dat we net zo goed hadden kunnen fietsen of kamperen; het voelt alsof we geen doorzetters zijn. Maar vanaf het hoger gelegen kasteel zien we rondom veel donkere, dreigende wolken en bovendien is het leuk Cannes te bekijken.

We hebben ook wel behoefte aan een dagje flaneren, of is het paraderen. Nee, paraderen is het niet, en flaneren associëren we met zomerse temperaturen. Dus, filosoferen we verder; dan is het slenteren, banjeren of kuieren. Leg al deze woorden maar eens uit bij een cursus Nederlands.

Bij het kasteel eten we op een bankje de meegenomen broodjes en fruit. Al lopend door het “souvenierstraatje” en de locatie van het Filmfestival Cannes laten we onderweg onze ogen op diverse menukaarten vallen.

Lekker om rustig aan te doen. We dachten ook nog even in een café neer te ploffen en een spel te spelen, maar als we na een betrekkelijk kostbaar doch lekker etentje bij een Libanees restaurant hotelwaarts gaan, komen we tot de conclusie dat de tijd is omgevlogen en dit idee erbij inschiet.

Een tikkeltje ongemakkelijk komen we tijdens de slentertocht tot de conclusie dat we met onze lichtgewichte grijsblauwe broeken, rode jas en sportieve schoenen net wat teveel de “not done” gelijkogende stellenkleding aan hebben, ook al zijn het andere merken en modellen.

Cannes is wel gezellig om zo wat uurtjes doorheen te wandelen. De stijl oogt rommelig; je ziet hier zowel heel chique als goedkoop uitstralende winkels en architectuurstijlen.