Ålesund – Skåbu


Donderdag 15 juni 2017

Het licht wekt ons tijdig en ontspannen doen de we laatste dingen voordat we de trein van 10.41 uur naar Schiphol pakken. Een half uur later begeven we ons naar balie 1, kopen fietsdozen en zijn een tijd bezig met het pakken en bundelen van de fiets en tassen. En dan blijkt dat we bij balie 1A hadden moeten zijn, wat betekent dat we de spullen door een gang moeten slepen.  Onze vlucht gaat om 14.20 uur. We verlaten Nederland met goed weer bij een graad of 22. Ruim anderhalf uur later, arriveren we in de miezerregen. Ik grap dat ik het vliegtuig maar weer terug neem.

De eerste kennismaking met de Noren, op de luchthaven is positief. Al vlot komt iemand met onze fietsdozen en doet navraag voor ons waar we de fiets in elkaar kunnen zetten en waar we de dozen achter kunnen laten. Vervolgens komt de buschauffeur vragen of we mee willen – fietsen mogen hier mee de bus in i.v.m. de tunnel – en komt nog iemand checken of we al onze bagage hebben. Tot slot komen de douane beambten met de vraag of we nog lang bezig zijn; het blijkt dat ze op ons wachten, alvorens ze naar huis kunnen.

Kort nadat we het vliegveld verlaten is er al een fiets-wandelpad. Die zijn er hier meer, vooral bij de bebouwde kom. Michiel schiet een grote supermarkt, liggend in het buitengebied, in om gas, ontbijt en avondeten te halen.

Via de buschauffeur weten we dat we per veerboot in 45 minuten, eerst via een ander dorp naar Ålesund kunnen varen. Dat lijkt ons een prima toeristentochtje vergeleken bij een busrit door de tunnel. Terwijl we nog een half uur wachten, haal ik water bij een huis en praat nog even met een Roemeense die hier nu 6 jaar woont.

De man van de veerpont gebaart stug dat we naar achteren moeten; mogelijk omdat het deel waar we nu op staan nog gaat bewegen als de boot zo aanmeert of omdat de passagiers nog van boord moeten.  Als we een kaartje kopen maken we even een praatje…hij is nu een stuk toegankelijker. In het verleden was hij vrachtwagenchauffeur en reed door Europa. Nu werkt hij hier, twee weken op – met dag- en nachtdiensten – en twee weken af. Dat klinkt aantrekkelijk.

Het blijkt dat we de snelle veerboot hebben, hij gaat razendsnel en binnen vijf minuten zijn we aan de overkant. Ach, dan geen rustige sightseeing, het is ook fijn zo naar de camping te gaan.

Ålesund heeft een mooi centrumpje langs de haven met oude Jugendstil bebouwing. Michiel weet me te vertellen dat begin 1900 een deel van de stad is afgebrand en toen deze huizen gebouwd zijn. Het valt me op dat softijs hier populair is.

Via de weg, een fietspad dat ophoudt, een klein stukje op een weg met fietsverbod, belanden we op een weggetje naar de camping. Een jongen roept ons toe dat we een plekje kunnen uitzoeken en later kunnen komen betalen. Als Michiel dat later doet, krijgt hij de douchemuntjes gratis, omdat de medewerker van fietsers houdt.

David en Anne (25 ) uit Frankrijk hadden blijkbaar een andere medewerker, zij betalen wel voor de douchemuntjes en 180 kronen voor de camping. Waarschijnlijk is dat het hoogseizoen tarief en hebben wij mazzel dat hij ons 150 kronen had genoemd. Onze tent is nog groter ook… ze vinden dat we moeten genieten van deze meevaller.
David en Anne zijn gefietst van Frankrijk, Luxemburg, België, Nederland, Duitsland, Denemarken en dan per boot naar Bergen. Hun plan is door te gaan via Zweden, Finland, Estland, Letland en dan zuidwaarts zakkend naar Griekenland. Ze nodigen ons uit mee te eten en we delen elkaars gerechten. Dit is een gezellige start.

Ik moet nog een beetje schakelen tussen Nederland en de vakantie. Temeer we nog offertes voor schilderwerk te beantwoorden hebben. We maken een keuze en zullen morgen per mail antwoorden en het dan loslaten.

Het valt me op dat zowel hier als op de luchthaven de wastafel en toiletten in een hok samen zitten. Op de camping zelfs met de douche.

Vanaf de camping hebben we een mooi zicht op de nog deels met sneeuw bedekte bergen aan de overkant van de baai.

Vrijdag 16 juni 2017

Met het ooglapje tegen het licht hebben we prima geslapen. En ik voel me uitgerust; het is dan ook al 6.15 uur…. Zodra ik dat weet, sluit ik toch weer mijn ogen, ik ben toch niet uitgerust ;-). Het regent.

We besluiten dat het praktisch is het stiksel van onze lakenzak, dat de twee compartimenten voor onze matrasjes vormt, los te maken. Dan kunnen we waarschijnlijk voortaan de matjes makkelijker erin schuiven. Met name Michiels matje is lastig omdat deze dikker en van stroever materiaal is.
We verorberen onze laatste Nederlandse muesli-bol met boter, of beter gezegd boter met muesli-bol. Dat hadden we thuis nog over en eten weggooien is geen optie.

De spiegeltjes gaan op de fiets, we herschikken de tassen -de eerste dagen van een fietsvakantie is het even zoeken naar wat praktisch is-, mailen de schilders en schrijven nog iets op de vlag van David en Anne.

De eerste 3 km fietsen we samen met hen. Als zij iets moeten repareren aan de fiets en we toch bijna op het punt zijn waar onze wegen zich scheiden, gaan wij direct door temeer we later de pont van 15.45 uur willen halen naar Leknes die maar 3x per dag gaat. Dat geeft een afgelegen gevoel.

Eerst fietsen we via fietspaden en weggetjes naar de eerste pont van vandaag naar Festøy Ferryport. We komen veel kinderen tegen; blijkbaar is een school verderop net uit. De Fidget spinner, de rage van dit moment, heeft ook Noorwegen bereikt.

Bij het eerste pontje moeten we een half uur wachten en test ik of ik tablet en toetsenbord aan de praat krijg. Dat gaat verrassend vlot. Tijdens vakanties schrijf ik graag; ik vraag me af waarom. Is het om de herinneringen graag vast te houden, de indrukken te verwerken of om de informatie en het verhaal te kunnen delen via de site of een boek? Soms vraag ik me af of ik niet moet stoppen en genieten van wat er gebeurt, van wat ik zie. Maar waarom zou ik; dat doe ik zeker ook. Hooguit leg ik me wat druk op, dat ik het bij wil houden.
Michiel maakt foto’s en haalt een bakje koffie. Het is fris; op de veerpont zitten we binnen.

Aan de overkant volgen we de weg langs de westoever van de Hjørundfjord. Vrachtverkeer, bus en auto’s zijn deze 14 km op twee handen te tellen. Hier begint de rust en heeft de natuur de overhand, afgewisseld met een zalmkwekerij en enkele gehuchtjes meestal bestaande uit enkele huizen. Deze staan vaak genoemd op de kaart en er is meestal zelfs de moeite genomen een plaatsnaambord te plaatsen.

Wachtend op de volgende pont, eten we brood. Een Noor komt een babbeltje maken; dat schijnt niet des Noors eigen te zijn. Die schijnen vaak in eerste instantie stug over te komen en daarna vriendelijk. Ik kan nog geen conclusie trekken.
We bekijken met hem de kaarten; op de foto wil hij liever niet. De afstand drukt hij in miles uit. 1 mile is 10 km….dat kan misverstanden geven. Overigens staan op de borden de afstanden in km.

De pont doet totaal 4 plaatsjes aan, wij gaan bij de 3e stop eraf. Ik vraag me wel af hoe de auto’s het doen als de één van boord moet en de ander niet. Ze staan in één rij achter elkaar opgesteld op deze smalle pont. Daarbij gaat men er wisselend af via de voor dan wel achterklep. De zon breekt voorzichtig doch niet overtuigend door. We zijn rond 17 uur in Leknes; ik vermoed dat onze pont te laat vertrokken is, want het is niet een dik uur varen.

Regelmatig is er de frisse, zilte vis- en zeewater geur en zien we rododendrons en lupine. Soms appelbomen en framboosstruiken. De schrijfwijze van stasjon (brandweerstation), resepsjon geeft me het gevoel dat men in de kindertijd is blijven hangen.

Het is nog 29 km naar Hellesylt vanwaar de pont naar Geiranger gaat. Het is een tamelijk rustige, deels klimmende, weg met soms toeristisch verkeer. De voorspelling voor vanmiddag was droog met een zonnetje; het begint weer te regenen.

In stilte trap ik door; met de regen en sombere wolken kan ik niet echt spreken over genieten. Je moet het hier hebben van de natuur, waar je nu minder van ziet. Ik hoop dat dit niet vier weken gaat duren. Ik geef Michiel aan dat ik even de ruimte nodig heb hiervan te balen.

Kort erna gaat de route wat meer door een kloof met zwarte bergwanden en besneeuwde delen. Schapen op de weg. Mijn humeur klaart op; dit is wel heel mooi. Het wordt weer droog en het valt op dat de laatste 4 km van deze weg droog is. Ook de weg linksaf, dus oostwaarts is droog. De volgende 5 km dalen we; dat gaat lekker. Al met al dalen we vanaf het hoogste punt zo’n 10 km.
Het is inmiddels tegen half 8 als we Hellesylt binnenrijden. De pont komt net terug, dat is mooi. Dan blijkt dat er vanavond geen boot meer gaat.

Morgen om 8 uur gaat de eerste om in ruim een uur naar Geiranger te varen. We begeven ons naar de zeer winderige, doch mooie camping. Op het mooie tentenveld staan ook fietsers. Zij is Canadese, hij komt uit Nieuw-Zeeland. Zij zijn ook andere fietsers tegengekomen in dit gebied; het blijken de fietsers uit Frankrijk te zijn die we morgen zullen ontmoeten.
Dit stel verwacht minimaal 7 maanden te reizen. Ze zijn gestart in Londen en via Frankrijk, België, Nederland, Duitsland, Denemarken hierheen gefietst. De wind is stevig en haar sok waait het water in en ligt op de bodem. Later lukt het die er toch nog uit te vissen.

Voordeel van de wind is dat onze kletsnatte tent vlot droogt. Binnen maken gebruik van de hier veelal aanwezige elektrische pitjes. Rond middernacht gaan we slapen.
In dit dorp is een flinke waterval. Deze maakt flink geluid, dus het zal hier vrijwel nooit stil zijn. Ik vraag me af of het vervelend is. En welk geluid aangenamer is; dit of het geluid van verkeer op de snelweg.

Morgen zullen we kiezen of we vanaf Geiranger noordwaarts gaan, volgens oorspronkelijk plan, of oostwaarts met mogelijk wat beter weer.

Zaterdag 17 juni

De wekker gaat. Als geroutineerde kampeerders pakken we onze spullen in. De tent heeft nu geen condens. We moeten even opschieten, maar halen de boot en genieten van een mooie tocht.


De accu van de camera is leeg. Eén van de “zorgen” van een reiziger; het laden van smartphone, camera, gps en tablet voor het verslag.  Naast natuurlijk de basalere dingen als eten, drinken, overnachtingsplek, veiligheid en hopelijk zoveel mogelijk genieten.
We hebben zicht op vele watervallen, waarvan sommigen door de zon omgetoverd worden tot regenbogen.

In Geiranger ligt een enorm cruiseschip “Mein Schiff”. Ik vind het een vreemde naam en besef dat het me mogelijk doet denken aan “Mein Kampf”. We halen boodschappen en eten wat; klaar voor de klim die komen gaat. We kiezen de noordelijke route; de weersvoorspelling is intussen wat verbeterd.

In 10 km klimmen we 600 meter. Het uitzichtpunt, met zicht op het Geirangerfjord waar we vanochtend doorheen voeren, is in eerste instantie niet al te druk, totdat er weer conservenblikken op wielen arriveren. Als we wegrijden, ziet Michiel vanaf onder ons bepakte fietsers aankomen. Het blijken Rose en Cyrille, het Franse echtpaar dat de fietsers van afgelopen nacht op de camping al een aantal keer is tegen gekomen. Ze zijn begin april vertrokken en gaan 3 jaar fietsen. Ik denk over wildkamperen; iets dat zij vermoedelijk regelmatig zullen doen. Afgelopen nacht hebben ze bij iemand in de tuin gestaan. Je ruikt hen wel.

Ik zie een sportveld met kunstgras….hoe zouden ze het vinden als je je tentje daar opzet.
Het is 16 km dalen, droog en soms een zonnetje, al begint het wel dichter te trekken.
De Noren komen tot nu toe heel netjes over in het verkeer; rustig en met ruimte passerend. We hopen dat dat zo blijft. Het is weer tijd voor een pontje; nu naar Linge Ferjekai.

Halverwege de middag gaat het regenen; later dan verwacht. We doen de regenjas en regenschoenen aan. Het is de komende tijd vooral klimmen naar Trollstigen. We komen bij een bezienswaardigheid: een wandelbruggetje over een kloof waar het water in stort.  Er is een camping waar we water bijvullen.

Onder het afdakje besluiten we dat we liever hier blijven, in de hoop dat het morgen droog is en we dan de klim kunnen doen en van het zicht genieten.

We vragen de eigenaar of we ergens droog kunnen zitten. De tent kunnen we dan over een paar uur opzetten wanneer het waarschijnlijk droog is. Hij zegt dat het keukentje erg klein is en overlegt met zijn vrouw. Hij biedt ons een huisje aan voor 250 kroon i.p.v. 500. Daar zeggen we geen nee tegen.

Lekker zo’n droge plek waar we lezen, de kaart bekijken, verslag typen en tortilla klaarmaken. We laden de apparaten. Het wordt droger, maar soms regent het ook weer. Ook hier het permanente geruis van stromend water. Soms kan het overnachten in een huisje even voelen als “zwak” of “vals spelen” om dan snel weer te beseffen dat het vakantie is en dit gewoon kan en mag.

Zondag 18 juni

Half 9 zitten we op de fiets en klimmen gestaag, waarschijnlijk rond de 6%, naar de Trollstigen 22,5 km verderop. Het is een prachtige, rustige en fotogenieke route.

 

Wat een goed besluit dat we gisteren niet door de regen verder zijn gegaan. Eerst is het groen wat verandert in mooie grillige grote kale rotsachtige bergen. Er zijn delen met sneeuw op gelijke hoogte met ons. En altijd zicht op en het geluid van watervallen. In dit seizoen, zullen die groter zijn dan over een paar maanden, als het meeste gesmolten en weggestroomd is. Er is hier nu veel wind, die ons gunstig gezind is; bergop voelen we soms duwtjes. Het is fijn!

We knabbelen wat pinda’s. Bij Trollstigen kan je vanaf diverse plateaus van het uitzicht genieten. Vanaf de verste hebben we zicht op zowel de waterval als de indrukwekkende haarspeldbochten. Daar zullen we straks via 10% helling dalen.

Als we lunchen komt Christiane, een Fransman, aanfietsen. Hij is sinds mei gepensioneerd en direct op de fiets gestapt naar de Noordkaap waar hij begin augustus hoopt aan te komen. Dus een maand of 3 onderweg, net als de andere fietsers die we zijn tegengekomen. Zijn vrouw moet nog een jaar werken. Zij houdt wel van fietsvakanties, maar niet van een reis als deze reis met factoren als onzeker weer e.d.

Ondanks dat ik over mijn fietsshirt en fietsjasje nog mijn fleece heb aangedaan, loop ik nog te rillen. Op het deel van de afdaling, waar ik verwacht het hardst in mijn remmen te moeten knijpen, is de wind tegen. Soms is de weg nat van de waterval. Vandaag is een prachtige dag, de enkele spatjes mogen we niet eens noemen. Beneden is het heel groen. Wat een afwisseling van landschappen vandaag.

Gisteravond bedachten we ons pas dat het vandaag zondag is. In Åndalsnes, na 40 km in de benen te hebben, zou een supermarkt open moeten zijn. We zorgen dat we hier een puntje fietsen, zodat er geen heen en weertje in onze route komt; daar houden de meeste fietsers niet van. “Noodgedwongen” eten we ieder 2 mini-magnums; we kunnen het pak moeilijk meenemen. Op straat vindt een muziekconcours met diverse schoolbands plaats; met een variëteit aan kleuren kostuums.

We gaan door het Romsdal richting het zuidoosten; deze regio is als het goed is wat beter qua weer dan langs de kust. In het begin is er een fietspad, later zitten we op de drukke hoofdweg, met nog een keer een stukje fietspad in het deel van de stijging. Gelukkig wordt er goed rekening gehouden met ons al vergt het concentratie. De route gaat wel door een mooi gebied. Weg, spoorweg en water lopen parallel aan elkaar, al kan je over het water waarschijnlijk niet varen.
Bij een kerkje eten we Deens roggebrood dat we van Christian gekregen hebben en later nog wat pinda’s; de 14 km lange, doch niet steile, klim (3-5%), vergt toch wel energie. Al met al klimmen we sinds Åndalsnes zo’n 580 meter over 40 km.

We bekijken Slettafossen, een deel van de rivier waar de stroomversnelling denderend is. We zijn rond 19 uur in Bjorli, de camping aan de weg ziet er verlaten en ongezellig uit. We halen eieren en krijgen het telefoonnummer van een andere (winter) camping, zodat we kunnen bellen, mocht die niet open zijn. Het is een skioord hier. De mensen van een Nederlandse camper vertellen dat je op de wintercamping kan staan; zij betalen €10. We bekijken het sanitair en bellen. Als we ons goed gedragen mogen we hier gratis staan. We kunnen douchen voor 10 kroon via de automaat. Ik richt de tent in, Michiel start met het maken van bami. Omdat de muggen alom aanwezig zijn, gaan we met onze stoeltjes in het warme sanitair gebouw zitten. Een krukje uit de douche blijkt een prima typetafel.

Maandag 19 juni

We settelen ons op de veranda van een huisje en smullen van roerbakei. De vriendelijke eigenaar komt kijken of we ons gedragen hebben en vertelt dat aan de overkant van de rivier een fietsroute is richting Dombås. Dat scheelt ons een drukke route. Even later komt hij nogmaals langs, de auto ingeruild voor een tractor, en brengt ons een kaart waarop hij de route intekent.

Via de supermarkt gaan we op pad. De eerste 3 km is geasfalteerd, de volgende kleine 50 km is onverhard via een mooie route door vooral bos met naaldbomen en berken. We komen slechts twee vrachtwagens en een auto tegen, naast de geparkeerde voertuigen bij vakantiehuisjes en houtkapgebieden. De volle romige karnemelk, die voor ons bedoeld is, gezien de fietser op het etiket, smaakt goed.

Na een kleine 11 km komen we langs een mooie waterval die toeristen, zonder geïnformeerd te zijn via de lokalen, niet zullen vinden. Op het bruggetje, met zicht op de waterval, staat een bankje. Soms zijn de paden heel breed, dan weer smal. Het gaat op en neer. Er zijn stukken met licht, bijna fluorescerend, mos. Vanaf de omgeving van Lora komen we in een breed dal, langs de brede rivier terecht. Dit is niet wat ik bij Noorwegen had verwacht.

Het weer is relatief goed. De regen eind van de middag hadden we eerder verwacht. De duidelijk aanwezige wind is ons veelal gunstig gezind. We hebben de mogelijkheid een, op de kaart wit, weggetje in te slaan, dat via een tolweggetje door de bergen zuidwaarts gaat naar Vågåmo of we vervolgen de weg naar Dombås. We kiezen voor het laatste, omdat we niet goed kunnen inschatten wat het weer boven is; qua regen, stevige (zij) wind en kou. Bij wat zonniger, stabieler weer is het leuker een dergelijke route te nemen. Een eerste camping nog voor Dombås lijkt niet te bestaan, maar het is geen punt nog even door te fietsen naar Dombås zelf.

Tijdig vinden we een prima camping met keukentje en eettafel waar we brood en pasta eten. We wachten met het opzetten van de tent tot het droger is, maar als er later nog een camper komt, zet Michiel de buitentent vast op, zodat we een plek hebben.
Ditmaal ontmoeten we een Spaanse fietser op de camping die in Denemarken “energie” studeert en een jaar in Trondheim heeft gezeten voor zijn master. Hij was van plan in 2 weken naar Oslo fietsen, maar i.v.m. knieproblemen heeft hij zijn fietsafstanden verlaagd en gaat hij overmorgen het laatste stuk per trein. We krijgen zijn restant van het blikje gas, dat hij in 2 weken slechts 3-4 keer gebruikt heeft. Onderweg heeft hij spullen die hij mee terug wilde nemen naar Denemarken, maar nu op de fiets teveel ballast bleken, weggedaan, zoals een hoofdkussen.

Michiel maakt me met een potje kwatro met 401-272 in. Ik spoel mijn fietsbroek uit en we hangen wat kleding te drogen en luchten aan de waslijnen in het ruime washok. Inmiddels schijnt het zonnetje weer.

Dinsdag 20 juni

Het is afgelopen nacht koud geweest. Een Nederlandse op de camping geeft aan dat het voor hen de koudste nacht in de afgelopen 2 weken was en dat het nu tegen het vriespunt aanzat. Via een Facebookgroep “Passion for Norway” hoorde ze dat ergens zuidelijker sneeuw is gevallen.

Ik heb bizar gedroomd; ik heb de indruk dat ik dat vaker heb tijdens vakanties en/of kamperen, net als dat ik ’s ochtends wakker wordt met gezwollen oogleden. Mogelijk komt dat laatste door de buitenlucht.

De tassen hangen we vast aan de fiets. De tent pakken we na het ontbijt in, in de hoop dat deze nog wat droogt. Dat valt tegen, temeer het wat miezert. Michiel slaat flink in bij de supermarkt -als we maar eten en drinken mee hebben. Ik houd vanuit de verwarmde entree onze fietsen in de gaten en spreek nog even de Spaanse fietser.

Het eerste deel is klimmen en dalen. Als we oostelijk gaan is het flink stijgen van 600 naar 1100 meter en gebruiken we de eerste en tweede versnelling. Op een bankje bij een vakantiehuis, lekker in de zon en met prachtig zicht op het groene dal, eten we wat. De eerste 15 km rijden we over asfalt, de volgende 43 km is half verhard (harde grond met soms grind). Op de weg is af en toe een auto en vrachtwagen en zijn er schapen. Gisteren zagen we die in het bos; vaak dragen ze een strikje en nummer in het oor. Gisteren waren die rood, vandaag groen.
Na de eerst 23 km vooral stijgen is er een tolpoort waarna het vlak is en we dalen.

 

De route is ronduit prachtig en fotogeniek. Grote kale vlaktes met zicht op de bergen en dan weer op de dalen. Mos en lage struikjes in allerlei kleuren. Maar het is koud. Daar waar het bij de lunch nog lekker was, is het nu erg fris. Vooral als we stilstaan om te fotograferen is het koud. De wind is stevig en ons wederom gunstig gezind. Regelmatig laat de zon zich zien. Als ik voorstel onze regenjassen aan te doen als extra warmtelaagje, krijgen we een hagelbui te verduren.

 

Halverwege de Grimsdalsvegen is links op de bergwand een berghut, waarvoor we zouden moeten klimmen. Verder is er een eenvoudige camping, waarschijnlijk kosteloos voor tenten, met eenvoudige toiletten -model zittoilet met gat in de grond- . We pogen wat op te warmen in de knusse schuilhut met banken met daarop rendierhuiden. Er ligt informatie over de omgeving. We eten wat en bekijken op de kaart hoe we aan het eind van de weg verder zullen gaan.  Op het koudste moment heb ik fietsshirt, armstukken, fietsjasje, regenjas en handschoenen aan.

Zowel op deze weg als de volgende voelt het als in een roadmovie. Hier op de onverharde weg door het desolate landschap. En vervolgens op de verharde, vooral dalende weg, waar we stevig doorfietsen met de wind mee met een gevoel van het oneindige. Alleen nabij een meertje klimmen we. Soms zijn er berkenbosjes. Vandaag maakt het geluid van stromend water plaats voor het geluid van de wind.

 

Nog op de Grimsdalsvegen spreken we een Nederlandse vrouw die hier veel rondreist; ze spreekt ook Noors. Haar man gaat soms delen mee, maar zij is vaker op pad. Hij houdt niet van deze onverharde routes; hij wil er niets van weten -ook niet dat zij hier is. “Je weet dat het hier gevaarlijk is, he”, zegt ze; “als je hier eenmaal komt, wil je vaker komen”.
Ze weet te vertellen dat er soms mensen gaan wandelen die niet voorbereid zijn op de grillen van de bergen. Vorig jaar heeft een vrouw met dochtertje van 1,5 jaar oud tien uur in de kou gezeten en is toen gered. Zij is zelf ook eens op een pad terecht gekomen, door een misverstand, waar ze niet af durfde omdat het glad was en het risico zou lopen iets te breken. Ze heeft toen gebeld en overlegd en is opgehaald per helikopter. Als ze iets zou breken lager op het pad, hadden ze haar waarschijnlijk van de berg moeten dragen. Verder vertelt ze dat Noorwegen geen raad weet met de toename van het toerisme. Vorig jaar scheen bij Bergen voor vier wandeltochten van elf dagen de hotels/campings, door Chinezen te zijn afgehuurd. In de Lofoten gingen sommigen zelfs op het kerkhof kamperen.

Het geasfalteerde deel gaat vlot met af en toe stopmomenten voor fotograferen, het snoepen van pinda’s en blauwe bes en het even rondkijken bij Sohlbergplassen dat vernoemd is naar een schilder.

De camping ligt aan een mooie rivier, het is rustig. Tijdens het eten zitten we onder de heerlijke rook van een houtvuur van het huisje in de buurt. De tent moet drogen en zetten we eerst op. Helaas scheurt daarbij het tentdoek als we deze willen spannen, om het binnen- en buitendoek elkaar niet te laten raken.  Gelukkig is het gat laag. Blijkbaar is het doek van deze tweedehands tent niet sterk meer, want veel kracht zetten we niet.

Michiel kookt, terwijl ik een douche neem. Onder het afdak, met de zon in de rug genieten we van heerlijke couscous met een biertje erbij. De wind maakt dat nog langer zitten niet aantrekkelijk is. Dus gaan we over in de modus van slaapdeel klaarmaken, afwassen, tassen in de voortent stallen, douchen door Michiel en verslag schrijven.

Het was een bijzonder mooie route, met goed weer ondanks een paar druppels, de hagel en de handschoenen die warmer hadden mogen zijn.

Woensdag 21 juni

Tot onze verrassing worden we de tent uitgebrand. Buiten ontbijten is echter fris, want de zon is inmiddels achter de wolken verdwenen. Het blijft de hele dag droog. Van de Duitse meiden met de kampeerbus gebruiken we duct tape om de scheur in te tent plakken.

We kiezen een rustige onverharde route. Een schapenboer bevestigt dat we het weggetje kunnen nemen, ondanks dat er doodlopend bij staat. Er is ergens een hek vertelt hij. Zijn kudde zit voor ons op het pad als we van achter ons geblaat horen; een lammetje is achtergebleven in de weide.
Dit onverharde deel is grotendeels goed, na de brug zijn sommige delen van mindere kwaliteit. Op de brug moeten we de fietsen over een hek tillen. Omdat we de schapenboer gesproken hebben, voelt het nu niet als verboden terrein.

Als we bij een huis aan de asfaltweg, waar we na 20 km uitkomen, informeren naar de route die we in gedachte hebben, blijkt het een Nederlandse te zijn die grotendeels in Duitsland is opgegroeid. Na vele vakanties in Noorwegen, woont ze hier sinds 2007. Om hier te wonen is anders dan als je er op vakantie bent; na een jaar of drie heb je door hoe alles in elkaar zit. Het is hier rustig en tamelijk afgelegen wonen, maar ze vindt het hier nog te druk met het toenemende toeristische verkeer. Ze heeft Husky honden voor eigen gebruik met de (slee)karretjes.
Zij geeft aan dat men hier min of meer recht van overpad heeft, dus schroom bij het passeren van gesloten hekken lijken we niet te hoeven hebben.

De route start inderdaad aan de overkant van de weg. Ze vertelt dat het eerst 6 km stijgt waarna er een pad is dat is aangeduid met een fietsbordje. Dat pad zal een stuk nat zijn i.v.m. smeltwater. In dit gebied wonen nog originele, niet gefokte rendieren. Met wat geluk zullen we ze zien. Gisteren is in dit stuk nog een wolf en een beer doodgeschoten, zodat die het vee niet opeten.
Verder vertelt ze dat bij Skjerdingen een boer is die wafels maakt en verkoopt; maar of dat nu ook is en of er een bordje staat is de vraag. En er is een berghotel. Ze laat haar fotoalbum zien met foto’s van de Rallarvegen, maar dan van een ander deel dan wij in gedachte hebben.

Ze heeft gelijk dat het 6 km stijgen is. Daar zie ik nog net ergens de achterkant van vermoedelijk een rendier, helaas ziet Michiel het niet. Ik moet lachen om de fietsroute hier; er staat een bordje met een fiets erop, terwijl het zelfs als wandelpad amper naam zou hebben. Na mijn klus t.b.v. de kwaliteitscontrole van het Veluweknooppuntnetwerk, is dit andere koek.

En helemaal als blijkt dat de komende 5 km zo slecht is dat we grotendeels moeten lopen. De eerste km is smal, drassig met stenen en boomstronken. Vervolgens is het breder met veel waterplassen en stenen. Dit deel duurt langer dan verwacht. Michiel vindt het minder. Ik vind het wel grappig, temeer ik weet dat het wel ergens uitkomt en het niet eindeloos zal duren. Al kost dit twee uur en flink wat energie.

Bij een boerderij die de wafelboerderij kan zijn bel en roep ik nog even, maar er komt niemand. Het berghotel is blijkbaar nog niet open; we zien iets genoemd met 1 juli. Waarschijnlijk is het in het winter- en zomerseizoen geopend, maar niet tussendoor.

We hebben nu 35 km over grotendeels onverharde wegen in de benen en bereiken een asfaltweg. Op een parkeerplaats maken we de remblokken, velgen en ketting schoon. We fietsen naar de Friisvegen. Eerst stijgen we vooral. Tussen de lage berkenboompjes eten we een broodje.

We passeren de boomgrens en fietsen tussen de afgeronde bergtoppen die soms met flinke keien en rotsblokken bezaaid zijn. Regelmatig zijn er schapen op de weg. Als we op hoogte zijn gaat het nog een aantal keer op en neer met mooie vergezichten. Zoals de Nederlandse vrouw al vertelde zien we de Jotunheimen liggen; blijkbaar is het helder genoeg. De wolken die er zijn, hangen erboven.

Terwijl Michiel de steenpoppetjes en het landschap fotografeert, vallen mij de mossen op de stenen op die me aan landkaarten doen denken. Toevallig…..Michiel heeft gehoord dat dit ook echt landkaartmos genoemd wordt.

We besluiten een camping -al weten we niet zeker of het een camping is- te laten voor wat het is en verder af te dalen naar wat meer warmte. Kort erna, als het weer bebost is zien we weer een camping. Een Nederlands echtpaar vertelt waar de receptie is, maar we zien niemand. Een Pool die daar woont, zegt dat we kunnen bellen. We besluiten toch door te gaan naar beneden.

Het landschap verandert al dalende heel snel. Er is weer veel bos. Ik hoor geritsel links van me en denk dat er schapen weglopen. Maar nee, ik zie twee enorme beesten. Helaas mist Michiel ze ook nu. Hij hoorde het wel en toen ik kreten uitsloeg wist hij dat ik wat gezien moest hebben. Waarschijnlijk zijn het rendieren geweest, al kunnen het ook elanden geweest zijn. Het ging toch nog te snel om het te realiseren en sowieso heb ik beiden niet eerder gezien. Ze waren groot, dichterbij zou ik me vast klein gevoeld hebben. En ik zou ze bij een afdaling niet graag voor mijn fiets hebben, al geldt dat voor alles.

Bij een kruising vragen we twee dames naar een camping. Zij verwijzen ons naar Frya 7-10 km verderop noordwestwaarts. Vreemd; op de kaart staan hier in de regio twee campings, al vinden we er maar één van in Archies, maar wel één die dichterbij moet zijn dan Frya. Ze weten wel een B&B hier, maar omdat het vlak is en makkelijk fietst, gaan we toch maar door.

Beneden in Ringebu zien we een pizzahut; eventueel  kunnen we daar eten en dan doorgaan. In een leuk winkelstraatje groet een vrouw ons vanaf een balkon. Ik vraag haar naar een camping. Die is 1 km op de weg zuidwaarts; na de borden 50-60-70. Dat is mooi!
We halen eieren, champignons en een soort pannenkoekjes. Na 1 km bij het 70 bord, zien we nog geen camping. Een automobilist vertelt dat het 2 km verderop aan deze weg is. Dat lijkt enigszins te kloppen; Archies zegt 1,6 km. Gelukkig blijkt dit stuk vlot te doen en is het verkeer minder erg dan verwacht op deze hoofdweg.

We komen laat aan. Zetten de tent op en maken direct het slaapdeel klaar. We eten heerlijk. Onder het afdak typ ik. Het gezelschap van de muggen bevalt niet goed, dus stop ik en laat het voor morgen.

Donderdag 22 juni

De nacht hier in het dal was beduidend warmer. We doen de tekencontrole die er gisteren bij in geschoten is, ontbijten in het zonnetje, typen wat en doen een klein wasje met o.a. de moddersokken. De schoenen zijn momenteel ook niet om aan te zien.

Telkens ben ik weer benieuwd wat voor landschappen we treffen bij de wegen die we vooraf op de kaart zien. Fascinerend dat je op basis van een kaart met slechts lijntjes en kleuren je een beeld vormt en later weet hoe het er werkelijk uitziet.

Via een stijl klimmetje gaan we naar één van de oude staafkerkjes die dit land telt. Hier zijn wat meer toeristen. Het is opgebouwd uit mooi hout, soms meer lijkend op een afdruk van hout, omdat de dieptewerking van de nerven mist. Hout dat deels zwart geteerd lijkt en deels blank gekleurd is. We bekijken het niet van binnen; de 60 kronen entree vinden we het nu niet waard. Misschien dat we later een andere van binnen gaan kijken, er zijn er meer.

We slaan voor twee dagen ontbijt, lunch en avondeten in omdat we pas na de Jotunheimvegen weer een gelegenheid tot shoppen verwachten. Al kan het ook later vandaag in Vinstra nog. Het winkelen in de grote supermarkten is leuk; als een museum waar je alles wilt bekijken.
Eigenlijk baal ik er daarom een beetje van dat ik nu niet naar binnen kan – meestal blijven we om de beurten bij de fietsen – en wacht zittend op het asfalt.  Nadat Michiel terug is ga ik toch ook nog even kijken. Ik koop nog rozijnen en hummus en kan de flink afgeprijsde kokos-chocoladebollen ook niet laten liggen. Bij de kassa blijkt dit echter de sticker van de houdbaarheidsdatum te zijn, dus neem ik ze toch niet mee. Apart dat die stickertjes lang niet op alle producten waar ik ze zou verwachten, zitten. Een grote ronde marsepeincake leek ook afgeprijsd, maar ik vind het toch wat overdreven om die mee te nemen. Het is om te lachen wat we allemaal meesjouwen, maar voldoende eten mee hebben is van belang.
In de winkel ernaast vinden we ducttape, die al op was gegaan op Schiphol.

We bekijken nog even het gezellige, kleine winkelstraatje. Bij de bakker koop ik alsnog iets lekkers; het is luxer – lees duurder – dan de kokosbollen. Een lekker pecanbroodje en een amandelstaaf met chocola en gevuld met spijs vormen een zoete bom.

Het is half 2 geweest als we op pad gaan richting de Jotunheimvegen. Omdat vrijdagmiddag regenachtig belooft te worden, willen we die dan zaterdag fietsen als er weer zon voorspeld is. Ondanks dat de weg parallel aan de rivier loopt, is het wel klimmen. Dat verbaast me overigens ook weer niet. De weg gaat op en neer. De eerste klim gaat prima, daarna hebben we er beiden wat meer moeite mee; gisteren ging het soepeler.

Het landschap vind ik niet bijzonder. Het is best een mooi groen dal langs een rivier, maar het kan een willekeurig bergdal in een ander land zijn met landbouw, dorpen, rivieren, wegen en een spoorweg.
We hadden het er al eerder over met elkaar dat het ook beter is dat het niet continu spectaculair is, omdat het niet te bevatten en te onthouden is. Zoals in een grote kleding winkel, als de H&M, daar klap ik dicht door de hoeveelheid kleding die er hangt. Al gaat die vergelijking deels scheef, omdat ik het vergelijk met continu spectaculaire landschappen, terwijl ik die kleding lang niet altijd mooi vind.

Michiel noemt dat een grapjas de R op een bordje met “Peer Gynt Vegen” heeft weggehaald. Het heeft nu mijn interesse niet. Hij vraagt of het goed gaat. ”Nee, ik vind er geen hol aan”, reageer ik. Ik voel me chagrijnig. De weg gaat op en neer en het schiet niet op. Het is al in de middag en we hebben ondanks de korte etappe toch nog een stuk te gaan, waaronder 500 meter klimmen.
De bermen met de verschillende bloemen zijn wel mooi. Een paard staat in een prachtig boterbloemveld. Als we vandaag soms stoppen is het opvallend hoeveel vliegen er zijn; zal dat komen door de boerderijen? De klokken bij de boerderijen zijn opvallend; is het een boerderijkerk i.p.v. een bierkeet op het platteland? Of is het een klok, zodat je al werkend op het land weet hoe laat het is? Of wordt de bel geluid als het “schafttijd” is? Wie weet komen we er nog achter.

Nabij Sorperoa – Vinstra staan we voor de keuze de asfaltweg te volgen, mogelijk te dalen en dan weer te stijgen, om dan via een lus westwaarts te draaien. Of hier een doorsteek te pakken via een 1 km onverhard steil pad. We kiezen voor het laatste. Steil is het zeker. Ik loop een stukje; omdat ik dan even andere spieren gebruik; het is zelfs de vraag of ik dat stuk de pedalen überhaupt rond had gekregen. Michiel redde het net met zijn versnelling die net één stand lager kan dan die van mij. Vlak voor de asfaltweg eten we. Mijn stemming is opgeklaard. Michiel wist dat hij me beter even met rust kon laten. Het is fijn samen. Samen bikkelen, samen fietsen, samen genieten.

Ook de verharde weg is eerst flink stijgen. I.p.v. 3,5 km/uur op het onverharde weggetje gaan we hier krap 7 km/uur. Ik vermoed dat het nemen van het onverharde korte steile weggetje niet meer tijd gekost heeft dan als we de lus genomen hadden. Bovendien geeft het nu het gevoel dat we niet voor niets de boodschappen al meegezeuld hebben, nu we Vinstra hebben laten liggen.
Het wordt minder steil en gaat soepeler, al duurt het nog aan de lange kant tot we de weg die ik al op de bergwand haaks op deze weg zie lopen, bereiken.

Een km of 4 voor Skåbu waar -naar we later lezen- wel een kleine supermarkt is, vinden we een camping. Het ligt mooi. Een vriendelijke man komt op ons af bij de Resepsjon – heerlijk die “kinderlijke” schrijftaal. We kunnen voor 150 kronen kamperen en voor 200 kronen een hutje gebruiken. Als we het snoeperige, sprookjesachtige hutje met grasdak zien zijn we direct verkocht.

Wat een mooie beloning na een wat pittige dag, vooral mentaal. Fietsen is deels natuurlijk ook mentaal. Na een week fietsen verdienen we een rustdag. We genieten van een heerlijke douche, bereiden lekker eten in de superruime en lichte woonkeuken van het sanitairgebouw.

Een Noorse dame neemt haar hondje mee in de keurige toilet-douche ruimtes en keuken. Ze is echt een karikatuur; ze stelt haar hondje voor en zegt dat hij hier mag komen. Vermoedelijk had ze wel door dat ik een hondje bij het keurige sanitair niets vond.

We schieten in de lach als we het gastenboek lezen: “Ik neem mijn vriendin hard in de tent op het bovenste plateau”. We kletsen met een Zweed, sturen berichtjes en spelen bijna knikkebollend nog twee potjes Take 5.

Vrijdag 23 juni

Het hutje is niet superlicht en de rolgordijnen kunnen dicht; dat is nu tijdens de lichtste nachten wel fijn, temeer de ooglapjes in de ingepakte tent zitten. Na meerdere keren omdraaien is het half 10.

Tijdens het ontbijt in de keuken kletsen we met een oudere Nederlander die hier met de camper is en een Nederlands stel van onze leeftijd. Hij heeft na zijn studie 15 jaar in Schotland gewoond en werkt nu in de vleeskeuringssector; zij is psycholoog. Zij zijn hier 2 weken, zijn op het vogeleiland Runde geweest en hebben hier in de regio een eland gezien.

We zijn blij dat het regent. Dat geeft ons het gevoel dat het een goed besluit is dat we nu hier op deze prachtlocatie een rustdag hebben. We vermaken ons met een handwasje, het typen van het verslag, wat internetten en turen op de kaart. De plaatsnaam “Kwikne” klinkt als een verbastering van “(I)kweet niet”.

Denkend aan de schapen onderweg lijkt me dat een heerlijk vrij leven. Hoe is dat in de winter? Worden ze dan naar het dal gehaald? En liggen ze met de kou dan rug aan rug in de schuur? Op sommige plekken wordt het min 25-40 graden. In de dalen is het vast minder koud, maar ze zullen vast beschutting zoeken.

De eigenaar vertelde gisteren dat ze gepensioneerd zijn, hij is 67. Ze krijgen een uitkering van de overheid en hebben daarnaast inkomsten van de camping. Voorheen was het nodig om naast de camping ook ander werk te hebben voor voldoende inkomsten. Zijn vrouw bevestigt vandaag dat het hard werken is, zeker om het hoge beoordelingscijfer te behouden. Mogelijk gaan ze na de zomer van 2018 stoppen om ook meer met hun kinderen te zijn.

Ik vraag haar hoe het zit met de klokken bij de boerderijen. Die zijn er inderdaad om de landarbeiders te laten weten dat het etenstijd is. Midzomernacht wordt op sommige plekken gevierd en dan meestal op 23 juni, dus vandaag. In Ålesund is dan het grootste vuur.
Ook vraag ik of de wafels ook in deze regio te koop zijn. Dat is het geval, ook in het dorpje hier verderop.  Ze biedt vervolgens aan om wafels voor ons te maken. Wat ontzettend lief en lekker!

We lezen, spelen kwatro, koken, vullen de waterflessen voor morgen en betalen vast. Dan kunnen we morgen bijtijds vertrekken. Het huisje kost 400 kronen, waar we graag 450 kronen van maken vanwege de heerlijke wafels en de service.