2. Batumi – Tbilisi

Woensdag 5 juni
In verband met de warmte vertrekken we tijdig, voor 8 uur, via het fietspad langs de boulevard. We verlaten de stad via een autoweg, die een autoweg met vluchtstrook wordt, waar soms resten autobanden liggen. Dat is dan oppassen, omdat het fijne ijzerdraad uit de banden, een lekke band kan veroorzaken. Er hangen snelheidscamera’s en men houdt zich aan de max 90 km/uur. Het rijgedrag vandaag is goed en prettiger dan eergisteren toen we Batumi naderden.
Na 10 km, ter hoogte van de Botanische tuinen, zijn twee tunnels; een tunnel per rij richting met elk 2 banen. I.v.m. werkzaamheden is nu één van de tunnels afgesloten, die wij besluiten te pakken, omdat er nu geen activiteit lijkt. Wanneer we over de helft zijn, blijkt toch ineens een auto ons van voren te naderen.  Schuldbewust gaan we snel naar de kant, al wordt er verder geen acht op ons geslagen. Later volgen nog twee korte tunnels met verkeer van beide richtingen. Ze zijn verlicht en met een reflecterend hesje en onze lampen aan, prima te doen.
De route is vlak en het fietst vlot door. Bij Kobuleti verlaten we de snelweg, en halen we kachapuri -die vers gebakken wordt- en sap.

Langs de kust, met deels een wandel- en sportboulevard in aanleg, eten we wat. Nabij Shekvetili komt de weg weer samen met de autoweg. Hier is het smaller en drukker tot Tskaltsminda/Girgoleti, waar de weg afbuigt naar Tbilisi.
Wij vervolgen onze weg naar Poti en ploffen nog even neer op het strand dat nu ingenomen wordt door koeien en vissers.

Aan de rand van Poti staan gezellig ogende landelijke huizen met veranda’s. We kijken op de kaart hoe de weg te vervolgen naar Kulevi.
De politie stopt, vraagt waar we heen willen en zegt achter hun “machien” aan te rijden. Ik moet de kaart nog opbergen. Ze keren terug en zeggen mee te gaan.
Op deze manier missen we het centrum, maar het is goed. Wel vang ik nog een glimp op van de gouden koepel in de verte. Verderop gebaren ze dat we rechtdoor moeten; we fietsen over een bedrijventerrein alsof we via Lage Weide in Utrecht fietsen.
Aan het eind gaan we niet mee met de bocht naar rechts, maar slaan linksaf, omdat we via een kustweggetje naar Kulev willen. Ik zag al een andere politiewagen verder voor ons rijden, die nu achter ons aan rijdt. Na een tijd klinkt de claxon en gebaren de agenten ons te stoppen. “Russisch? English”?.
“English”, antwoorden we. In google translate spreekt een van hen in en verschijnt “Waar gaan jullie heen”? Ik wijs het hem aan op de kaart. Hij spreekt weer wat in en ik zie nu “good luck” op zijn scherm staan. Het komt goed bedoeld over, maar zou ook cynisch kunnen zijn, aangezien het een onverharde weg wordt. De wagen rijdt eerst nog voor ons, dan achter ons. Bij een oude brug van boomstammen met metalen platen, kunnen ze ons niet meer volgen.

Totaal rijden we 11 km onverhard parallel aan een (goederen)spoor. Voordat we weer landinwaarts gaan, gaan we nog even het strand op; ik wil nog even zwemmen. Mijn schoenen laat ik bij de fiets staan. Het zand is ongekend heet, zelfs rennend trek ik dit niet en plof snel op mijn knieën. Ik sta weer op, ren weer een paar meter, rust weer even op de knieën, enzovoort, totdat Michiel terug is met mijn schoenen. Uiteindelijk houden we het bij poedelen met de benen in de zee op dit rustige strand, met verderop slechts twee fietsers en wat koeien en aan de andere kant zicht op industrie.

Een superstrak asfalt volgt en lijkt met name voor het vee aangelegd, getuige het weinige verkeer en de vele uitwerpselen op het wegdek. We fietsen door een prachtig groen landelijk gebied met mooie veranda-huizen en begroeide tuinen. Alle soorten vee scharrelen rond in de tuinen, bermen en op straat. Koeien, varkens -al dan niet onder de modder-, kippen, kalkoenen, honden, paarden, geiten. Alleen schapen ontbreken. Een gans waggelt en zingt zijn lied.

In de rivier lijken nijlpaarden te zitten; het zijn koeien die verkoeling zoeken.

Vanaf onze pauzeplek hebben we zicht op de paarden die gedresseerd worden en met flinke snelheid over het groene, savanneachtige terrein langs de varkens en koeien stuiven.
Een auto stopt; de man werkt voor het natuurpark. Hij vraagt of we hulp nodig hebben -hebben we niet-, en belt een collega die Engels spreekt. Ik krijg haar aan de lijn, ze blijkt in Wageningen gestudeerd te hebben en gooit nog even “goed gedaan” in het gesprek en sluit af met “doei”. Ze vertelt dat we ergens in het natuurgebied kunnen overnachten en kanoën. Als ik het goed begrijp is dat ver ten westen van Zugdidi, waar we niet komen.

In Georgië roepen de kinderen regelmatig “hello” en op dit rustige weggetje worden we door iedereen enthousiast begroet. We zien weer vaker gouden tanden, zoals in Armenië. En verder valt het in Georgië op dat de mannen regelmatig hun buik tonen; ze lopen in blote buik of trekken hun t-shirt op tot boven hun vaak spekvette buik. Ik heb onvoldoende lef hier een foto van te maken.

Op de kruising, waar we cola kopen, komen wegen samen en is het iets drukker, doch blijft het een prima en rustige route. In dit gebied tussen de kust en Chobi zijn opvallend veel begraafplaatsen. Half 6 arriveren we in Chobi en we hebben, ondanks dat we al 117 vlakke kilometers in de benen hebben, nog zin om naar Zugdidi door te gaan. We maken gebruik van de wifi van een bank en reserveren vast een guesthouse. Meiden dansen in de audiozaak naast de bank. Alvorens verder te fietsen vullen we proviand aan en bedenken we dat het handig is het guesthouse te informeren hoe laat we verwachten te arriveren. Zoonlief blijkt al geappt te hebben dat zijn vader ons in het centrum bij McDonald’s oppikt; de aangegeven locatie in booking.com klopt niet en het guesthouse ligt 6 km vanaf het centrum.

Vlot fietsen we door, eten wat fruit en halen, i.v.m. mijn naderende hongerklop, nog een snickers. Zeven minuten voor de afgesproken tijd arriveren we. De man van het guesthouse staat daar al te wachten bij een vriend in de auto. We rijden achter hen aan. Bij een winkeltje op 1 km van zijn huis, staat zijn fiets. Hij haalt een ijsje voor ons. Wat attent! “Gmadloba”, bedanken we hem. “Thanx God, reageert hij”. Een uitspraak die hij vaker maakt.

Met zijn stevige buik op zijn oude fiets komt hij de laatste kilometer nog best vlot vooruit over het onverharde pad. Het guesthouse ligt in mooi, landelijk gelegen gebied. Toevallig zijn er nog twee Duitse fietsers. Zij komen vanuit de regio Svaneti en hebben de route, die wij gaan doen, in de tegengestelde richting gefietst. Ze vertellen dat op de pas, een km of 8 na Ushguli, vanuit onze richting gerekend, nog sneeuw ligt.

We krijgen heerlijk drinkwater uit de put en, al kletsend met z’n allen, genieten we van kachapuri, brood, vruchtenstroop, jam, zure pruimensaus en huisgemaakte wijn. Rond middernacht duiken we met beurse billen het bed in . We hebben er geen spijt van dat we dit (150 km lange) traject van Batumi tot Zugdidi volledig gefietst hebben; het was mooier en rustiger dan we hadden hadden verwacht, met weelderig groene stukken. Het was en is warm en klam. De kleine vliegjes op de slaapkamer liggen nu op de grond, misschien is de eigenaresse met een spuitbus in de weer geweest.

Donderdag 6 juni
De eigenaar wijst ons op de lekke achterband van Michiels fiets. Tja….dat kon op een slechter moment en locatie. We vullen, samen met het Duitse stel de wasmachine, ontbijten, fiksen de band, plakken tape over de vlagsticker van Iran als bescherming tegen vocht, douchen en stappen begin van de middag op de fiets.
De eigenaar fietst mee, zodat we bij het winkeltje wat kunnen kopen en geld kunnen wisselen tegen kleinere coupures. We geven hem wat extra als dank voor het eten en het gebruik van de wasmachine.

Hij geeft aan dat we, als we naar Mestia willen, hier westelijk moeten. Omdat we rustige weggetjes willen, hebben we het plan even oostelijk en dan noordelijk te gaan.

Na een km of 4 belanden we op een onverharde weg met veel losliggende keien. Een varken schrikt op en spurt haar modderpoel uit. Als we na 2,5 km stijgen en dalen pauzeren in de schaduw bij een grafmonument, hebben we spijt dat we niet geluisterd hebben.

De weg blijft waarschijnlijk minimaal 5 km zo en dan is het de vraag hoe het daarna is. We besluiten terug te gaan en toch westwaarts de route via Zugdidi te pakken. Net gekeerd komen we Poolse fietsers tegen die al 20 km over een dergelijke weg gefietst hebben en nog doorzetten.

Na Zugdidi is de route niet heel druk, maar er wordt wel stevig gereden. Ik doe het reflecterende hesje aan. Bij een winkeltje zien we een fietser en stoppen we. Omdat hij nog staat te kletsen en Michiel eindelijk wel lekker in het fietsritme zit, besluiten we door te fietsen. Als we later wat drinken, haalt hij ons in en praten we even. Het is warm, klam en ons zitvlak is tamelijk beurs.

Volgens onze informatie is bij Jvari een guesthouse. Direct langs de weg, al voor het plaatsje, doemen er drie op. Links wenkt de vrouw al, rechts staat ook een vrouw die Duits spreekt. Ze vraagt hoe we heten. Ze reageert: “Astrid….Astrid Lindgren”. Die opmerking heb ik al een keer eerder gehoord.
Een kamer kost 25 Lari pp….dat is meer dan verwacht. Ik blijf even stil en neem een slok water. Ze vraagt of het duur is. Michiel antwoordt dat we wat minder hadden verwacht. De prijs zakt naar 20 pp. Voor 10 pp extra krijgen we een prima maaltijd met brood, aardappel, salade, paprika-aardappelsoep, kaas en watermeloen in siroop toe.

De kamer is klassiek, ruim, met een mooi beschilderd plafond en antieke meubelen. De toilet in de schuur is oud en stinkt, de badkamer in hun huis is eveneens oud met de stoppenkast boven de wastafel. We moeten het er maar mee doen.

Ze heeft vier dochters waarvan er één doofstom is als gevolg van een complicatie na een hartoperatie in haar jeugd. Toch communiceert ze enthousiast mee door onze foto’s te bekijken en eigen foto’s te laten zien op Facebook. De familie heeft nog een huis in Abchazië, maar kan daar helaas niet heen gezien de politieke situatie.

Bij aankomst in dit dorp voelde ik dat we iemand moesten teleurstellen; twee guesthouses die je als gast binnen proberen te krijgen is wat ongemakkelijk. Later begrijpen we van haar dat zij een paar jaar geleden de enige met een guesthouse was. Nu zijn dat er meer. En omdat men buiten gasten probeert te “ronselen”, is zij dat ook gaan doen. We doen haar de suggestie dat ze een bord plaatst met daarop de talen die zij spreken. Zij Duits, een dochter Engels (en nog een dochter gebarentaal); dat is voor toeristen wel aantrekkelijk.

Overigens komen we de dagen erna wel tot de conclusie dat de prijs-kwaliteit verhouding in Mestia beter is dan hier. Daar betalen we minder voor een veel netter en schoner onderkomen.
Dat het overigens niet altijd strak en modern is, heeft ook wel zijn charme; het hoort bij een land dat zich ontwikkelt, maar waar men het minder breed heeft.

We staan nu aan de voet van de bergen van de hoge Kaukasus…dat wordt klimmen.

Vrijdag 7 juni
We vertrekken kwart over 7 om de warmte voor te zijn. Bij het ernaast gelegen winkeltje kopen we appel, komkommer en koek. Het te betalen bedrag komt niet overeen met de bedragen die ik op de weegschaal zag staan, dus leg ik het er nogmaals op, waarna de verkoopster het bedrag wel bij moet stellen.

Kort na de start komen we fietsers tegen. Hij is Nederlander; de eerste tijdens onze reis. Zij is Duits/Frans. We halen elkaar herhaaldelijk in bij een water- of fotostop. Later zien we ze niet meer, tot ’s avonds bij de camping.

De route langs de woest stromende modderrivier is prachtig. Je moet hier niet invallen -een auto belandt hier twee dagen later wel in met twee dodelijke slachtoffers als gevolg. Overigens bekruipt me het gevoel dat als iedere verkeersdeelnemer hier rustig rijdt, dit niet nodig is. Het grootste deel van de route van vandaag gaat door een dan weer smalle, dan weer brede kloof.

Tot het stuwmeer klimmen we en vervolgens gaat het op en neer (totaal zo’n 1800 meter klimmen en 1000 meter dalen). We hebben geluk met het heldere weer en genieten van het zicht op de groene hellingen -soms met bloemen- en de in de verte besneeuwde toppen. Soms liggen er ook blikjes en flesjes in de berm, zonde. Gelukkig valt het door het groen niet al te veel op.

Bij een restaurantje kopen we khachapuri om mee te nemen. Het meisje van 4 vindt onze fietsen interessant en we voetballen met haar totdat moeders de khachapuri gebakken heeft.

Een helder bergstroompje voegt zich toe aan deze apart bruine rivier, zoals ik nooit eerder gezien heb. De lucht rondom de rivier geeft soms verkoeling.

Stukken rotsblokken liggen op de weg. Soms zijn er korte tunnels, waarbij we een keer het pad eromheen nemen, zodat we van het uitzicht op de rivier kunnen genieten. Bomen groeien knap tegen de rotswand op. In een donkere tunnel liggen koeien; dat kan hier allemaal. Verderop staan ze in de bushalte, een komisch gezicht; ik zie het al voor me dat ze instappen. De route is rustiger dan verwacht; gisterenmiddag had ik de indruk dat het nog druk zou kunnen worden.

Mogelijk kunnen we nog naar een guesthouse bij Iskari fietsen, al zien we later dat dat juist ook vlakbij de top van de route naar Mestia ligt en er dus nog flink geklommen moet worden. We tappen water en vullen deels de waterzak, zodat we elk moment kunnen stoppen, mocht het op wildkamperen uitdraaien. Bij het kleine houten winkeltje dat de waterslang vermoedelijk verzorgd heeft, kopen we een reep chocola. We komen nog een fietser tegen.

Mijn energie en motivatie om werkelijk nog een flink stuk door te gaan neemt af; ik wil ook genieten. Michiel neemt de waterzak van me over.

Al zoekend naar een plek om de tent op te zetten, zien we in een bocht ineens een bord “camping”. Bij het restaurantje inclusief guesthouse vragen we of de camping hier is. Via een smal paadje of via de weg een bocht verderop, kunnen we het kampeerveld bereiken.
We kunnen gebruik maken van het toilet van het restaurant en van de douche op de verdieping boven het restaurant. Kamperen kost 10 en voor de douche betalen we extra. Het is net na vieren en ik vraag of we rond 18-19 uur kunnen eten. Blijkbaar dacht ze dat mijn vraag over de kosten ging i.p.v. tijden en is ze het eten al aan het klaarmaken. Dat is ook prima. Omdat ze het vers bereidt, duurt het toch nog even en vermaken we ons met het lezen van de gastenboeken, waar ook teksten in staan van het Duitse fietsstel dat we in Zugdidi ontmoet hebben en van de Argentijnse fietser die we in Iran tegenkwamen. De tent zetten we na het eten op.

Er arriveren 2 fietsers op Santossen, dus Nederlanders. Zo zie je 2 maanden geen Nederlandse fietsers, zo zie je er meerdere op een dag. Eveline werkt bij een buurgemeente van de gemeente waar ik werk en we blijken een aantal van elkaars collega’s te kennen. Roelof is gepensioneerd.

Als we later nog een frisdrankje halen, krijgen we natuurlijk ook wodka. Nino, de hyperactieve uitbaatster die veel vertelt en niet te volgen is -ze spreekt nauwelijks Engels-, wil met me dansen. Ze kent de houterigheid van Nederlanders waarschijnlijk nog niet. Eén van de weinige woorden die ik wel versta is “mademoiselle”, waarmee ze me meerdere keren aanspreekt. ’s Nachts rommelt en regent het kort.

Zaterdag 8 juni
Al rond half 7 staan we op en pakken de boel. De tent is nat van de condens. Het Nederlands-Duits/Franse stel staat later op maar vertrekt eerder. Later zien we ze bij een riviertje.
Ons ontbijt bestaat uit koekjes. Terwijl we met de fietsers Eveline en Roelof spreken, komt Nino eraan. Ze laat ons honing van de honingraat proeven en steekt nog een heel verhaal af….maar wat? Het lijkt er in ieder geval op dat ze wil vertellen dat mensen soms een tent op hun land opzetten zonder te betalen. Zij is actief en haar man, die we gisteren zagen, oogt als een luie donder.

Na een km of 9 nemen we koek en pinda’s. De omgeving is super; heel groen, met beneden ons de rivier en soms een dorpje. Er zijn enkele kleine winkeltjes.
Na de steile klim -ongeveer 15 km vanaf de start vandaag- zie ik een bordje verwijzen naar een guesthouse links op 1 km afstand. In Iskari en Ughvali, rond de top van de klim, zijn enkele onderkomens. Vanaf hier gaat de weg op en neer verder richting Mestia.

Vanochtend zijn er meer busjes op de weg, mogelijk mede omdat het weekend is. Toch is het qua verkeer goed te doen. Een deel van de weg gisteren en vandaag bestaat uit betonplaten die soms wat hobbelig zijn, wat verder geen punt is. Ook nu zijn er regelmatig koeien op de weg, ook een keer paarden en natuurlijk honden; soms stappen we af en schreeuwen we om ze op afstand te houden. Eén hond lijkt mee te willen lopen, maar haakt toch af.

We kopen een literbak ijs, fietsen nog wat kilometers verder zodat het vast wat zachter wordt, en smullen dan van onze lunch; een tweede literbak had er ook nog met gemak in gekund.
De omgeving is prachtig met groene bossen, zicht op de -soms surrealistische- besneeuwde toppen, en af en toe een dorpje waar we doorheen gaan, dan wel bovenlangs fietsen.

Al een flink stuk voor het centrum van Mestia, waar we rond 13 uur arriveren, start het met de eerste onderkomens die hier volop aanwezig zijn. De concurrentie lijkt moordend. Bij het gemeentehuis maken we, op een bankje in de schaduw, gebruik van wifi. M.b.v. “Booking” beperken we de keuzestress en regelen we een overnachting.
Er zijn drie kamers die het keurige, nieuwe, zéér ruime sanitair delen; we zijn echter de enige gasten. De tent zetten we op om te drogen.

Eind van de middag is de lucht wat betrokken en vallen enkele spetters als we het centrum ingaan. Hier komen we de Poolse fietsers van eergisteren tegen. Als we na de boodschappen in een cafeetje gebruik willen maken van wifi, zwaait één van de fietsers van afgelopen nacht vanuit het café. We schuiven aan voor een drankje.

Het internetten doen we later alsnog bij het gemeentehuis, waar we het Nederlandse fietsstel weer tegenkomen; Mestia is niet groot. Er lijken vooral wandeltoeristen en ook hier vinden de koeien een plekje op straat; ik blijf het een mooi gezicht vinden. In Georgië rijden regelmatig West-Europese auto’s.

In het guesthouse vraag ik naar de wifi, die het ’s-avonds zou doen. Dat blijkt niet het geval. Het is handig om weer wat informatie uit te zoeken en een berichtje naar het thuisfront te sturen. We vragen naar de route naar de gletsjer; volgens hen zou het 1,5 uur wandelen zijn. Dat lijkt ons wat ambitieus voor een afstand van 12 km.
Ik voel me even wat opgelaten, omdat ik misschien wat te kritisch vroeg om het internet.
Ik ben moe als ik het verslag typ…..een toets blijft hangen als ik in slaap val. Intussen gaat de wifi aan.

Zondag 9 juni
Volgens het guesthouse zouden we de fietsen niet veilig nabij de (start van de wandelroute naar de) gletsjer kunnen parkeren en ze bieden aan ons te brengen. Het lijkt ons stug en ook de toeristen die net arriveren en hier nog niet bekend zijn, denken dat het wel mogelijk moet zijn onze fietsen ergens veilig achter te laten, dan wel te verstoppen.
De weg, die een vliegveldje passeert, is grotendeels onverhard, waarvan een deel een grindbak is i.v.m. werkzaamheden. Verderop komen blaffende honden vanaf een bouwterrein op ons af. Als we bij een koffietentje arriveren, vanwaar je naar de gletsjer kunt wandelen, zegt de medewerkster uit zichzelf al dat we de fiets daar kunnen stallen. Als dank bestellen we eerst een dragon frisdrankje dat mintachtig smaakt.

We mogen in onze handjes knijpen; het is wederom prachtig weer. Soms is het dezer dagen aan het eind van de dag bewolkt en is er wat gerommel, maar ook vandaag valt daar niet iets uit.
Het is mooi wandelen naar boven; grijze pieken en bebosten hellingen torenen boven ons uit. Het is niet bizar druk. De gletsjer is deels bruin en verderop grijs door zand en puin. We kunnen tamelijk dichtbij komen. Van diverse hellingen komt soms gruis, maar ook grotere blokken komen met enige regelmaat naar beneden rollen. Een stofwolk doemt op, herrie volgt en het rotsblok knalt uit elkaar. Dit gebeurt ook als we teruglopen; het is een mooi gezicht, maar we realiseren ons ook dat je niet de pech moet hebben er net onder te staan.

De terugweg op de fiets is vooral rollen, sturen en remmen. Ik voel druk op mijn hoofd door het gebonk over het korte deel met het grind en de keien en loop een stukje.
Op het parkachtige plein genieten we op een bankje van twee biertjes en Lobiani -de naam onthoud ik doordat het op Ljubljana lijkt-, een broodje gevuld met bonen. Sinds we daar gisteren van andere fietsers over hoorden, zullen we dit smaakvolle en voedzame broodje de komende weken nog vaker eten.

Het guesthouse is bezig de begane grond, hun eigen woonverdieping, te schuren en te lakken. De verhuurde verdieping is duidelijk recent al gerenoveerd. Als we de dame van het guesthouse goed begrijpen is er vandaag een auto in de rivier verongelukt.
We controleren de boutjes van de fiets, vullen onze voorraad eten flink aan en gaan uit eten bij een tuinterras waar we van een barbecue genieten. De bediening is rommelig en traag, doch vriendelijk. Het lijkt erop dat de man die zich met de barbecue bezighoudt, ooit de huid rondom zijn eigen oog heeft geroosterd.

Het is een ontspannen dag en hoog tijd om te gaan pitten; morgen willen we op tijd naar Ushguli vertrekken.

Maandag 10 juni
We mixen een dunne jam met een restant zure room, wat een verrassend lekker ontbijt oplevert. Omdat de tuinslang van het drinkwater in de tuin niet permanent aan staat, tappen we water, dat naar spa rood smaakt, bij het dorpsplein.

De route is prachtig met zicht op de berghellingen met witte toppen, dennenbos, landbouw en de unieke torendorpen van Svaneti. Weer treffen we het met het weer. Terwijl we foto’s maken, likt een koe de stuurtas van Michiel. In het begin komen veel vierwielaangedreven toeristen busjes langs, die wat steviger zijn dan de vele Ford Transit busjes die hier rijden. Dat is ook nodig, omdat deze weg onverhard wordt.

Tot de eerste top is het 15 km klimmen. Hier komen we Eveline en Roelof weer tegen die net gepauzeerd hebben, wat wij nu gaan doen.
Een 6 km lange, steile, mooie haarspeldbochtafdaling volgt, met ook weer zicht op een dorp. De weg zou onverhard worden maar is nog verrassend lang van beton. Twee keer moeten we door een bergstroompje fietsen dat de weg kruist, waarbij we één keer natte voeten halen.

We genieten volop. Vanaf kilometer 21 klimmen we gestaag langs een rivier omhoog. We komen langs de Love Tower; één van de typerende torens uit dit gebied waar een liefdesverhaal aan verbonden is. Je kan de toren bezoeken, wat we niet doen.

Een stuk oud asfalt is weggeslagen. We fietsen dan weer links, dan weer rechts van de rivier, die deels naast ons ligt, en waar het water soms tamelijk hoog staat, en dan weer diep onder ons ligt, terwijl we zicht hebben op het ravijn. Een koe zoekt afkoeling onder een brug in de rivier.

Pas na 31 km wordt het onverhard. Soms moeten we door modder fietsen; ik vergis me in een stuk modder, waarvan ik denk dat het wat harder is, echter zak ik erin weg en moet afstappen. Verderop spoel ik mijn schoenen schoon in een stroompje.

In Ushguli -naar men zegt het hoogste permanent bewoonde dorp van Europa- zijn de nodige toeristen; een groep Koreanen wil met ons op de foto. Eveline en Roelof zijn ook gearriveerd en we gaan op zoek naar ons onderkomen. Het guesthouse dat we op het oog hebben, ligt naast het guesthouse dat zij gereserveerd hebben.
De gebochelde vrouw is vriendelijk, doch spreekt geen Engels. Samen maken we de bedden op. De dekbedhoezen zijn praktisch; aan de bovenkant is een open ruit, via welke je het dekbed erin kan stoppen. Ze belt haar dochter om ons te informeren over de prijs; zij komt later thuis. Er is op dit moment geen elektriciteit.

Als we naar Eveline en Roelof lopen spreken we Engelse toeristen die enthousiast zijn over dit gebied en ons op het hart drukken hier een wandeling te maken en te genieten van de uitzichten die je nergens anders vindt. We besluiten dat we -met Eveline en Roelof- in ons guesthouse eten en bestellen een heerlijke maaltijd. Intussen spelen we een potje backgammon. Halverwege de avond is de stroom en wifi weer beschikbaar; of dit elke avond zo gaat, weten we niet.

Ons plan is het advies te volgen en morgenochtend eerst te wandelen en ’s-middags verder te fietsen. N.a.v. onze voorbereiding op basis van o.a. andere reisverslagen, weten we dat het komende stuk zwaar zal zijn, met zeer slecht wegdek, een stuk klimmen en steil afdalen. Van de fietsers in Zugdidi hoorden we dat de route nog gesloten was vanwege de sneeuw, maar dat zij er wel langs zijn gegaan. Onlangs hoorden we dat de pas open is. We gaan het zien.
Op 21 km is een eerste guesthouse beschikbaar, dat te halen zou moeten zijn. Een afstand die we bij Nederlandse condities binnen een uur afleggen. Natuurlijk hebben we voor voldoende proviand gezorgd, zodat wildkamperen ook een optie is. Het lijkt erop dat het in ieder geval de komende twee dagen nog goed weer is en we hopen dan de moeilijkste passages gehad te hebben.

Georgië is een mooi land met charme. De taalbarrière voelt soms ongemakkelijk, vooral in het begin als we arriveren bij een onderkomen; dan kan het even duren voordat ik me op mijn gemak voel. Het heeft hier iets eigens, het is minder georganiseerd en gestructureerd dan de toeristische berggebieden in bijvoorbeeld Oostenrijk, Slovenië en Frankrijk.

Zo komen de frietjes bijvoorbeeld eerder dan de salade of slaap je op een matras met een kuil. Daartegenover staat dat het voor ons allemaal zeer redelijk prijzen zijn en je niet teveel moet verwachten. De prijzen zeggen niet alles en zijn redelijk onvoorspelbaar, hebben we ondervonden. Soms zijn kamer en sanitair bij 40 Lari in een afgelegen gebied van mindere kwaliteit dan bij 30 Lari in een toeristisch gebied.

Dinsdag 11 juni
In 2 uur wandelen we naar de 900 meter hoger gelegen top op ongeveer 3000 meter boven zeeniveau, het hoogtepunt van de reis. Op sommige momenten zien we het weggetje dat we vanmiddag gaan fietsen en waar we nu 2 keer een glimp van Roelof en Eveline opvangen, die deze morgen direct op de fiets zijn vertrokken.

Het is een mooie wandeling met op verschillende hoogtes verschillende kleuren bloemen; van geel tot blauw, paars en wit. Vlinders dwarrelen rond en er staan struiken die aan de rododendron doen denken. Onder ons zien we Ushguli liggen. Het is een behoorlijk steil pad, doch is het gelukkig geen route die me hoogtevrees geeft. De eerste van een groepje Tsjechen lijkt te vlot naar boven gestormd te zijn en komt kort na ons hoestend, proestend en rochelend aan op de top.

Ruim een half uur genieten we van het prachtige uitzicht op de besneeuwde toppen, de grenstoppen met Rusland, waaronder de Shkhara, met 5193 meter de hoogste top van Georgië, een gletsjer en de rivier onder ons. De camera’s hebben nu geen pauze. Vanaf hier zien we Ushguli niet liggen; mogelijk wel vanaf de plek waar het groepje Tsjechen staat bij te komen.
Vanaf een andere plek kijken we of we de Zagaro pas van vanmiddag nog kunnen ontdekken, maar die is niet te zien.

In lichte draf dalen af en we zijn in een uur weer beneden; niet vanwege haast, maar om de klappen op de knieën te beperken. De komende drie dagen zullen onze benen deze wandeling nog bezuren, maar dat was het zeker waard. Rond 12 uur zijn we terug en een uur later zitten we op de fiets.

Het wegdek naar de top is, zoals verwacht, niet super en soms is het even flink steil, maar lopen is zelden nodig. In mijn laagste versnelling moet ik soms flink kracht zetten. Voor drieën bereiken we de top van de Zagaro pas op 2623 meter; we zijn 8 km verder en 500 meter hoger. Dit was te doen.

Een aantal kilometer na de top staat een bulldozer vast in de sneeuw. Wij kunnen er, lopend over de sneeuw, omheen. Of en hoe auto’s hier langs kunnen weten we niet. Vlak hierna halen we natte voeten, omdat we een flinke waterstroom moeten doorkruisen. Met dit goede weer is dat niet onoverkomelijk.

We zien zowel op een veld rechts als een heuvel links van ons een jeep-camper staan. Bij de laatste raken we aan de praat met een Duits stel. Ze reizen met een oude tot camper omgebouwde Toyota Landcruiser. Zij willen morgen de bulldozer proberen te passeren; met een 4×4 maak je nog kans, met een normale auto kun je het vergeten. We strijken neer op een picknickkleed, krijgen koffie en thee en delen beiden onze koekjes. Steekvliegjes genieten van onze ledematen….van de jeuk zullen we pas later “genieten”.
Een Turkse wagen komt langs en vraagt of hij er langs kan. Hij gaat het proberen. Van een afstand kijken we -deels met hun verrekijker- toe. We zien dat hij de naastgelegen helling lopend verkent, samen met andere automobilisten die vanuit Ushguli aan zijn komen rijden.

Onverrichterzake komt hij terug; hij heeft, ondanks dat het een Jeep is, geen 4×4 en hij durft het niet aan. De Duitsers bieden hem aan hier de nacht te blijven en het morgen, samen met de andere camper te proberen en hem eventueel letterlijk op sleeptouw te nemen. We zien een Duitse wagen uit de richting van Ushguli nu de bulldozer passeren. En later zien we een andere wagen, het in de tegengestelde richting, ook doen. Leuk dit allemaal te aanschouwen; als een live tv-uitzending. Ruim twee uur verder, het is inmiddels tien voor zes, besluiten we dat we niet hier onze tent opzetten, maar nog verder gaan.

De Duitsers hebben een hond en er is een tweede hond die vanmiddag bij hen is komen aanwandelen. Als we vertrekken, gaat hij met ons mee en blijft bij ons. Dit, terwijl we hem niets, zelfs geen kruimel van een koekje, hebben gegeven.

Het gebied is mooi! Kort na deze pauze hebben we links van ons zicht op een gletsjer. De afdaling is soms behoorlijk steil en pittig; we zijn blij dat we deze route niet in tegengestelde richting fietsen. Het is goed dat we vooraf wisten dat dit een pittige onverharde route zou zijn. Enigszins spannend vind ik dat wel; ik wil graag de controle over de fiets houden, zit niet te wachten op valpartijen met eventuele gevolgen van dien, en al helemaal niet in een gebied waar hulp mogelijk langer op zich laat wachten.

Het fijne aan dergelijke routes is dat het verkeer rustig is; vanmiddag zien we slechts zeven auto’s, de geparkeerde campers meegerekend.
Met name tot Tsana is het onverharde wegdek erg slecht. Daarna is het wegdek gelijkmatiger, maar gladder door de modder. Je moet er de tijd voor nemen en de weg zal mogelijk pittiger zijn, als er sneeuw- en regenval is. Het is fijn dat het nu droog en warm is.

In Tsana, een gehucht van hooguit 20 huizen, staat langs de weg een “fastfood” winkeltje. De man roept “cola, beer?”. “No, guesthouse”, reageer ik, wetend dat dat hier moet zijn; we zien zelfs het bord al hangen. Hij reageert bevestigend, sluit zijn winkelhok en zegt achter hem aan te rijden. Hij blijkt niet naar het guesthouse te gaan dat we al zagen, maar passeert het en rijdt door naar zijn huis.
Hij zal de douche warm stoken en laat de kamer zijn. Hij vraagt 90 Lari voor het zeer eenvoudige onderkomen. Het blijkt inclusief eten en ontbijt. Toch voelt het niet goed; het is geen officieel guesthouse en een man alleen, dus vertrekken we.

Omdat het een klein gehucht is, besluiten we ook niet naar het andere guesthouse te gaan. Hij kan ons zien, mogelijk kennen ze elkaar en bovendien zien we daar wat mensen hangen waarvan we niet weten of het toeristen zijn. Soms is hier een “hang”/”wacht” cultuur. Later bedenk ik dat het best toeristen hadden kunnen zijn; aan de nummerborden lees je dat meestal niet af.

Michiel is hierna wat bedrukt en vraagt zich af of we vervolgens beter wel naar het officiële guesthouse hadden kunnen gaan. Achteraf hadden we deze man niet moeten antwoorden dat we naar een guesthouse wilden. Ik voel me daar wat schuldig over, maar Michiel geeft aan dat hij zelf vervolgens ook aan had kunnen geven dat we dan wel naar het officiële guesthouse zouden gaan.
Nu we al een aantal kilometer verder zijn, gaan we niet meer terug, temeer dat klimmen zou betekenen. We eten wat koekjes, zodat we de energie en concentratie op peil houden. Mogelijk lukt het nog het plaatsje Mele te halen, of zien we eerder een geschikte plek voor de tent. Het pad is minder hobbelig, rijdt comfortabeler, al is het van belang scherp te blijven vanwege de modder en kuilen. Het hondje, inmiddels door ons “Doggie” genoemd, blijft trouw mee hollen en doet dat meestal vrij handig; hij loopt ons vrijwel niet voor de wielen.

Het fietsen gaat goed, al heeft Michiel een wat onbestemd gevoel.
Grotendeels fietsen we langs beboste hellingen met links van ons de rivier, als een ravijn. Bij een brug lijkt het er niet op dat aan de andere kant een geschikte wildkampeerplek is, dus rollen we door.

Er verschijnen nu soms stukjes gras, die in het zicht liggen. Later is een, wat meer beschut gelegen, veld, dat we verkennen; vooraan direct achter de bomen aan de weg is het terrein het meest vlak. De tent is groen en zal hier waarschijnlijk niet de aandacht trekken. Het is bijna half 9 en de schemer valt elk moment in; kortom we moeten de knoop doorhakken. Hmm…een auto. De fietsen staan aan het pad. Hij stopt. Het blijken de Engelsen -die ons de wandeling in Ushguli aanbovelen- te zijn, samen met een tweetal lifters. Gelukkig, het is niet erg dat zij weten dat we hier mogelijk gaan kamperen.

Doggie ligt intussen schattig opgerold in het gras. Nadat de tent staat, frissen we ons nog een beetje op, geven Doggie nu toch ook maar een paar koekjes en duiken de binnentent in, voordat de kleine steekvliegjes nog meer schade aanrichten.
Michiel plukt al ergens een teek vandaan, dus een controle is nodig. Vandaag hebben we, ondanks dat het grootste deel (met meer dan 1200 meter hoogteverschil) dalen was, 8 km/uur gefietst.

Het is de eerste keer dat we alleen wildkamperen deze reis. Het voelt ergens ongemakkelijk. Prettig idee is dat dit een zeer rustige route lijkt en we weinig mensen gezien hebben. De nodige mensen kamperen wild en we horen vrijwel geen vreemde verhalen. Hopelijk blijft dat zo. Wel hoorden we verhalen over beren.
Als we niet kunnen slapen, moeten we dat maar accepteren en gaan we bij het ochtendgloren verder, waarna we bij het eerste het beste guesthouse onze rust kunnen inhalen.

Woensdag 12 juni
Deze eerste keer alleen wildkamperen slapen we licht en waakzaam. Al is het niet geheel alleen; we mogen de rol van Doggie niet onbenoemd laten. Het is alsof hij ons lag te bewaken; met regelmaat zag of hoorde hij blijkbaar wat, sloeg hij aan, en rende hij soms even weg, om vervolgens weer terug te keren. Het is een verrassing wat dat iedere keer geweest moet zijn, behalve de keer dat er rond 5 uur, ook voor ons duidelijk hoorbaar, een auto passeerde.
Als hij blafte schrokken we wakker; en zaten we met ons hoofd tegen het “plafond”. Een aantal keer droomde ik dat er mensen langskwamen en werd ik even wakker door een nachtmerrieachtige schok.

Als we half 7 de tent uitkomen, loopt hij wild en enthousiast om ons heen; even rustig plassen is lastig. We denken dat we Doggie beter walnoot i.p.v. weer koek -dus suiker- kunnen geven, maar hij is kieskeurig…de walnoot eet hij niet, dus geven we hem toch een koekje.

Na 6 km bereiken we bij Mele het asfalt, vervolgens af en toe nog even afgewisseld met onverharde stukken. Het eerste huis is een guesthouse waar we kunnen ontbijten. We genieten van koffie, thee, soep met brood en khachapuri, wat later qua prijs wat overvraagd blijkt te zijn.
Het is een heerlijk idyllisch plekje en we blijven er 2,5 uur hangen. Het blijkt dat Eveline en Roelof hier gisteren rond 16 uur gearriveerd zijn en een half uur geleden zijn vertrokken.

We spreken twee Slowaken die hier wandelen. Doggie, die eerder het stukje droog brood dat we hem hier gaven negeerde, eet gretig twee stukken khachapuri die hij van de Slowaken krijgt. Toch gaat hij weer met ons mee als we opstappen. Doggie komt uit dit dorp en is van een vriendinnetje van één van de dochters van het guesthouse, maar als we het goed begrijpen is die familie momenteel niet in het dorp.
Omdat het nu echter asfalt is en we het eerste stuk dalen, houdt hij het niet meer bij. Dat lijkt ons ook maar beter. Als Michiel nog achterom kijkt of hij ons inderdaad niet meer volgt, heeft hij bijna een andere hond in het wiel.

Het landschap verandert, de sfeer wordt licht subtropisch. De route gaat op en neer dalend naar Lentekhi. Als gevolg van het wandelen en vooral het afdalen van gisterenochtend, hebben we aardig wat lood in de bovenbenen en is een hellinkje op fietsen nu pittiger. Een frisdrankpauze, waarbij een “charmante” man door het hek kijkt -met een typische boevenkop… versterkt door het feit dat van achter een traliehek kijkend, het lijkt of hij in een gevangenis zit-, geeft ons de laatste boost naar Lentekhi.

In Lentekhi vinden we bij het gemeentehuis wederom open Wifi en reserveren we via booking een overnachting. Hier lezen we ook het verdrietige nieuws dat de vader van een vriendin overleden is.

Het is fijn ons te vermaken met eenvoudig zaken als douchen, wasje doen, ketting vervangen en wat schrijven. De tent leggen we te drogen in de ruime kamer, omdat we buiten geen geschikte plek vinden. Wederom is het prima weer geweest; mogelijk dat het vanavond gaat omslaan.

Vanavond eten we hier; soms voelt het toch als een verplichting eten af te nemen bij een guesthouse. Niet dat het een straf is, maar het voelt soms decadent. Het eten werd wegens een misverstand overigens bijna al ‘s-middags geserveerd.
Het met rundvlees gevulde brood voor Michiel en het paddenstoelengerecht voor mij zijn beiden voor ons nieuwe en heerlijke gerechten. De man des huizes heeft de paddenstoelen in de bergen geplukt. Hij maakt ook honing; er staan hier bijenkasten op het terrein en ’s middags is hij met rook in de weer om de bijen rustig te houden.

Vanaf het terras zien we een fietser passeren, die ik roep. De eigenaren mogen dankbaar zijn; als we even gekletst hebben, besluit hij hier ook te overnachten. Ze hebben er weer een gast bij.
De Amerikaan spreekt ook Russisch, omdat hij (in zijn ‘vorige’ leven) missionaris geweest is in Rusland; dat is handig in Georgië, waar men regelmatig ook het Russisch beheerst. Hij spreekt wat met de eigenaresse. De dochter spreekt overigens ook wat Engels. Hij fietst deze route in de tegengestelde richting….dat doen we hem niet graag na. Het frame van zijn fiets kan op 2 punten uit elkaar, waardoor hij het als normale bagage kan vervoeren.
Natuurlijk komt het gesprek ook even op Trump. Die ziet hij als een virus dat je het beste kunt laten uitzieken; bestrijden lukt niet altijd, of werkt averechts.

Het weer slaat inderdaad om; het gaat regenen en onweren. Dichtbij…heel dichtbij. Vanaf het overdekte terras zie ik een rood licht, waarna geknetter en een flinke dreun volgt. Nog geen 50 meter van ons vandaan slaat de bliksem in het herdenkingsmonument in. De elektriciteit valt uit. De dochter des huizes brengt ons met een kaarsje naar het pand en de kamers, waar de tent nog op de vloer ligt…
’s Nachts slaap ik licht; ik word wakker van een droge knoflookmond en de jeuk van de gemene kleine steekmugjes van de vorige dag. Het is niet voor te stellen dat die kleine beestjes dit kunnen veroorzaken. De jeuk komt vaak een dag later en lijkt meerdere dagen aan te houden.

Donderdag 13 juni
Een enorm en heerlijk ontbijt staat klaar: roerbak ei met daarbij frisse groene pruimensaus, kaas, jam, honing, brood en droge zoete cakebroodjes, thee en koffie. De Amerikaan krijgt, evenals als gisterenavond met de salade het geval was, dezelfde hoeveelheid ei als wij samen. Omdat hij het niet op krijgt helpen we hem graag; weggooien is tenslotte geen optie.

Hier in de regio Svaneti is het kruidenzout populair en wordt het op diverse plekken verkocht. Wij kopen een potje van hun eigen geproduceerde honing en laten een magneetkaartje achter voor dit vriendelijke gezin.

Als we net de pedalen in beweging hebben, komen fietsers ons tegemoet.
Zij blijken een aanvulling op onze “verzamellijst” van fietsende nationaliteiten; Russen stonden hier nog niet op. Zij fietsen in tegengestelde richting en we praten ze bij over wat ze kunnen verwachten. Intussen passeren de Poolse fietsers die we eerder bij Zugdidi en Mestia al tegenkwamen.

De route volgt de rivier en de omgeving oogt afwisselend, met dan weer een nauwe kloof en dan weer een weids groen dal.

We maken een foto en bedenken dat we nog zonnebrand moeten smeren, wat even tot een punt van irritatie leidt; nu met een grijns de zonnebrandaffaire genoemd. In goede sfeer fietsen we weer verder.

Bij de grotere plaats Tsageri zien we een oude dam nabij het reservoir. Vanaf hier hebben we goed zicht op een andere weg die zigzaggend de helling opkruipend oostwaarts gaat. Een route die de Nederlanders en de Polen genomen hebben. Wij koersen zuidwaarts op Kutaisi. Gisteravond kwamen we erachter dat Lukas en Valerie hier vandaag ook arriveren en we vinden het allen leuk elkaar weer te ontmoeten en bij te praten. Als we de oostelijke route zouden nemen, zouden we later alsnog zuidwaarts moeten gaan, omdat Zuid-Ossetië verboden terrein is. De keuze aan routes is beperkt en de staat van de wegen onbekend. Wij willen vanuit Kutaisi de trein naar Tbilisi pakken.

De kinderen in het dorpje begroeten ons enthousiast. Op een marktje kopen we abrikozen en komkommer die we later op een schaduwrijke plek bij een waterval opeten. De plek laten we schoner achter dan we aantroffen; we rapen divers afval op en gooien dat in de nabije container. Zonde hoe sommige mensen omgaan met afval.

Twaalf kilometer verderop begint een klim van 4 kilometer; eerst hebben we nog behoefte aan een mueslireep. Het is erg warm, zo’n graad of 30. Sommige klimmetjes blijken steil te zijn, tot boven de 10%. We rijzen nu boven de rivier uit met zicht op de vallei. Verderop oogt het als een vlak gebied. Toch is het voor ons richting Kutaisi nog een aantal keer op en neer en dat is in deze hitte best pittig. Ook het afdalen hier, over een asfaltweg, moet met gepaste snelheid; na een bocht kun je verrast worden door koeien of varkens op de weg. Met name varkens reageren soms met schrik. In Tskaltubo is het tijd voor ijs en frisdrank, alvorens verder te koersen naar Kutaisi, waar we even op een geschikte route moeten puzzelen i.v.m. eenrichtingsverkeer.

Rond half 6 arriveren we bij het hostel, waar later vanavond ook Lukas en Valerie arriveren, die per trein vanuit Tbilisi komen. Leuk dat we elkaar, na Iran en Armenië, nu ook in Georgië ontmoeten. We worden hartelijk ontvangen in dit mooie oude klassieke pand, met ruime kamers, hoge plafonds en deuren.

Rutger, een Nederlandse jongen, is liftend op weg naar Vietnam. We horen dat hij, al liftend naar Mestia, bij reddingwerkers in de auto heeft gezeten. Het verhaal van het guesthouse, over een auto die in de rivier was gestort, blijken we goed begrepen te hebben.

Al pratende komen we natuurlijk ook op de vraag naar positieve dan wel negatieve ervaringen.

In Turkije had hij een gekke situatie waarbij een vrouw, van wat een echtpaar leek, naast hem achterin de auto komt zitten en hem gaat aaien. De man, die voorin zit, stimuleert dit; op zoek naar een partner voor haar, of wat opwinding voor hem zelf? Het verhaal is uitgebreider te vinden op zijn site.

We kunnen uit eten bij het door het hostel aanbevolen restaurant -25 minuten lopen verderop- of we gaan koken. Omdat Luka en Valerie niet al te vroeg arriveren en we spierpijn hebben, voelen zowel zij als wij meer voor koken.

De supermarkt heeft echter geen groente, dus komen we slechts met ijs en wijn terug bij het hostel. Als ze gearriveerd zijn besluiten we naar een ander restaurant, dat een kwartier lopen is, te gaan.

Het is een enorm restaurant met zowel binnen als buiten ruimte en er zijn op dit tijdstip, 22 uur, nog volop mensen aan het eten. De uitgebreide kaart met allerlei lekkere, en voor ons deels ook nieuwe, gerechten, geeft keuzestress. Achteraf blijkt gelukkig niet al het door ons bestelde op voorraad, want de porties zijn groot. De gekochte wijn en het ijs laten we dus nu voor wat het is. Het was een gezellige avond. Het is klam; zweterig vallen we in slaap.

Vrijdag 14 juni
Na de warme nacht voel ik me toch uitgerust, mogelijk mede omdat we nu niet vroeg opstaan om tijdig te gaan fietsen. Het ontbijt is half 10. Hierbij nuttigen we ook maar ons ijs, omdat we dat niet mee kunnen nemen.
Valerie en Lukas gaan een excursie doen, wij treinen vandaag naar Tbilisi. De medewerkers checken de treintijden voor ons. De schema’s hangen hier ook, maar zijn voor iedereen toch nog wat raadselachtig, en mogelijk zijn ze intussen veranderd. We kunnen om 12.25 uur of 4.50 uur (met de nachttrein).
In eerste instantie denken we aan de nachttrein, zodat we nu kunnen ontspannen en met een mogelijk koelere trein kunnen verder reizen.
Maar omdat we dan voor de komende nacht voor een paar uurtjes naar een andere, duurdere, kamer moeten, en we dan bovendien een gebroken nacht hebben, besluiten we toch voor de middagtrein te gaan.
Als een goed geoliede machine doen we vlot wat we nog moeten doen; douchen, spullen pakken en afrekenen.

Bij het station moeten we de fietsen de trap op loodsen. Een medewerkster vraagt of we tickets hebben. De paspoorten zijn hier nodig; blijkbaar zijn het persoonsgebonden kaartjes. Bij de trein zelf betalen we de conducteur voor de fietsen.

We hebben net gedoucht, maar het zweet gutst alweer over ons lijf, door zowel het gehaast als de klamme trein.
In de coupé spreken we met twee Italianen -woonachtig in Frankrijk- die hier bij een conferentie over Arabische dialecten zijn geweest. Een leuk, interessant gesprek volgt, waarbij Michiel met regelmaat naar het gangpad vlucht om de koele lucht bij de openstaande ramen op te vangen.

Het landschap is eerst bergachtig met flinke heuvels, later afgewisseld met ook meer weidse vlakke gebieden. De ramen in de gang staan open; als de zonneschijn wat minder is, en het soms regent, koelt het wat af.
Een uur voor aankomst komt de conducteur nog een betaalbewijs voor de fietsen brengen; zo was het ook bij de Amerikaanse fietser gegaan.

Op het perron staan twee Poolse fietsers, die nauwelijks Engels spreken. We vragen welke uitgang we het beste kunnen nemen. Een lift is er niet en Michiel gaat op onderzoek uit, hoe we hier het beste het station kunnen verlaten. De bagage gaat van de fiets, we sjouwen de boel in delen, met telkens zicht op onze spullen.

Betrekkelijk eenvoudig vinden we het nabij gelegen hostel, waar de fietsen in de kelder gestald mogen worden. Omdat het nieuw is, oogt het netjes, tegelijkertijd kan het schoner. Bij de entree staat veel afval, een aantal toiletten is vies, haren zitten in het doucheputje, ed. Dat de afvoer op onze verdieping een probleem heeft, verbaast me niet. We kunnen het sanitair op de andere verdiepingen gebruiken. De dag erna is een deel netter.

We zijn moe en het is warm. Het ventilatiesysteem in de kamer biedt geen verkoeling. Na drie uur in de kamer gehangen te hebben, gaan we halverwege de avond nog een kijkje nemen in de stad. De Davit Aghmashenebeli Ave is een mooie straat. Het is opvallend dat we al een aantal keer een moslima in een hijab hebben zien lopen, dus met alleen de ogen zichtbaar. Dat had ik hier niet verwacht; na de reis realiseer ik me dat het hier vermoedelijk om toeristen gaat en niet om inwoners.
Wat zullen we eigenlijk doen qua eten? In het verlengde van de straat zijn in een voetgangersgebied restaurantjes met Parijse taferelen, waar men je naar binnen probeert te praten. Daar heb ik niet zo’n trek in, maar weet nu ook niet goed waarin dan wel. We kopen wat in de supermarkt en halen bij een restaurant een grote pizza om te delen.

Ondanks dat het nog een week duurt eer we terugvliegen, stuur ik vast een berichtje naar een warmshowers-host die bij een fietsenmaker werkt om advies te vragen hoe we aan fietsdozen kunnen komen.

Zaterdag 15 juni
Michiel heeft door hitte matig geslapen; hij heeft een kamer met airco nodig. Ook voor mij zal het geen overbodige luxe zijn.

We besluiten te verkassen, zoeken adresjes, en kiezen voor het guesthouse waar Roelof en Eveline positief over waren. Zij zullen vanavond ook weer komen om maandag terug naar Nederland te vliegen. Ze weten echter niet dat we hier ook gaan verblijven.

De infrastructuur is hier lang niet overal comfortabel voor fietsers en het wordt even penibel als we een drukke autoweg over moeten. Michiel gaat op een rustig moment tot de helft en krijgt vanuit de andere richting ruimte om verder over te steken. Ik doe hetzelfde, maar sta lang op de middenlijn alvorens ik verder kan, met vanuit beide richtingen doorrijdend verkeer. Ik poog mijn hoofd koel te houden…..een ongemakkelijke ervaring. De volgende keer moeten we een andere oplossing vinden. Voor wandelaars zijn soms tunnels met trappen, wat het voor een fietser (zeker een bepakte) ook niet heel makkelijk maakt.

Het is een aangenaam guesthouse met een vriendelijk gezin dat hier werkt. De moeder spreekt wat Duits, vader Russisch en de zonen George en David Engels.
Eveline en Roeland arriveren eerder dan verwacht. Vanavond gaan we hier samen koken.

Het is wat druk in de stad vanmiddag in verband met een demonstratie.
Bij een sportzaak in een warenhuis informeren we of ze fietsdozen hebben. Dat is niet het geval. Alvorens naar de fietsenzaak van de warmshowers-host te gaan, wat nog een stukje fietsen is, halen we bij de diverse kleine winkeltjes ingrediënten voor een uitgebreide pasta vanavond.

De warmshowers-host heeft geantwoord dat er wel dozen beschikbaar zijn. Bij aankomst vertellen zijn collega’s -het is vandaag blijkbaar niet zijn werkdag- dat ze een service bieden waarbij je de fiets kunt brengen, laten inpakken, en laten afleveren bij de luchthaven.
Liever hebben we nu gewoon de dozen, dus zoeken we verder bij een andere zaak in de buurt. Die hebben helaas hetzelfde concept en hebben de dozen niet op locatie liggen.
We wagen nog een poging bij de eerste zaak. Het is namelijk een gedoe om volgende week de fiets zaterdag te moeten brengen, vervolgens zonder fiets naar het guesthouse terug te gaan, en er zeker van te zijn dat zowel de fietsen als wij maandag op het vliegveld komen e.d. We houden liever zelf de controle.
We geven aan dat we niet weten of we, na het fietsen gedurende de komende week, op tijd terug zijn, om hen de fietsen de gewenste twee dagen van te voren te brengen. Met tegenzin mogen we twee dozen kopen.

Later dan verwacht zijn we terug. Snel slaan we aan het koken. In het souterrain genieten we van Evelines salade en onze pasta.

De fietsdozen en een groot deel van de bagage, waaronder de kampeerspullen, mogen we hier gedurende de komende dagen achterlaten -in de eveneens in het souterrain gelegen slaapkamer van George- als we nog in Kakheti -de wijnregio- gaan fietsen. Alvorens we terugvliegen verblijven we hier dan nog een aantal nachten. De laatste nacht op de slaapbank in het souterrain, omdat dan al de drie kamers bezet zijn.